Spel en spektakel
(2001)–Hans van Dijk, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdMiddeleeuws toneel in de Lage Landen
[pagina 83]
| |
Toneelgeschiedenis rond de grens
| |
[pagina 84]
| |
voor 25% uit late Lyonese drukken en voor 25% uit teksten uit een laat (1575) Rouaans repertoire-handschrift. Is dat zomaar als representatief te beschouwen? Met andere woorden: als er in de vroege vijftiende eeuw ergens sprake is van een opvoering van een farce, mogen we dan aannemen dat het een zelfde soort tekst geweest zal zijn? Zijn bewaarde teksten representatief, of juist uitzonderingen? Het zou, vreemd genoeg, een vernieuwing zijn om de bewaarde Parijse kluchten uitsluitend te zien als een Parijse aangelegenheid. Terecht hebben Hindley en Mazouer dan ook gewezen op het belang van lokale toneelhistorische studies zoals die in de late negentiende eeuw bestonden, maar de omvang van het materiaal en de ongelukkige organisatie van het modern universitair bedrijf staan die voorlopig in de weg.Ga naar eindnoot3. Tegelijkertijd is in sommige gevallen misschien een lokale optie juist het vruchtbaarst (zoals voor Parijs en Lyon het geval lijkt) en in andere gevallen een meer regionale optie (Normandië en het Noorden, waar een ruime interstedelijke uitwisseling bestond). Dat is een ruim perspectief waarop de lezer niet zit te wachten. Het meest haalbaar is de contouren van het probleem te schetsen met betrekking tot de steden in het ‘grensgebied’: tussen Frankrijk en Bourgondië, tussen Franstalig en Nederlandstalig. Ik wil hier enige thema's kort bespreken, voornamelijk rond de organisatie van het culturele leven, want daarin is het dat de ‘noordelijke’ traditie zich het duidelijkst onderscheidt van de ‘rest van Frankrijk’. Een aantal ontwikkelingen in het Franstalig toneel van de Middeleeuwen kan gesitueerd worden in de Noord-Franse steden. Te denken valt met name aan de ontwikkeling van het wereldlijke drama in de dertiende eeuw en het concipiëren van passiespelen in meerdere journées. Aan die typisch regionale cultuur, die deels duidelijk banden heeft met de situatie in de Nederlandstalige Lage Landen (het profane drama) en deels uitsluitend van belang is voor de Franstalige traditie (de meerdaagse passiespelen), wordt meestal te weinig recht gedaan. Aantoonbaar is dat enkele essentiële vernieuwingen in het volkstalige toneel in de Franse taal hun beslag hebben gekregen in de Waalse, Picardische en Henegouwse gebieden, juist daar waar een uitwisseling met de Germaanse talen en culturen bestond.Ga naar eindnoot4. | |
Vroege ontwikkelingenEen speciale plaats is weggelegd voor Noord-Frankrijk in de emancipatie van het volkstalig toneel, want daar, en alleen daar, komt het eerste wereldlijk drama in de volkstaal van de grond, te beginnen in Atrecht. De Confrérie des Bourgeois et des Jongleurs speelt een sleutelrol. Er | |
[pagina 85]
| |
ontstaat een bloeiend verenigingsleven, met poëzie en para-drama, en soms zelfs echt toneel, in samenwerking tussen burgers en ‘echte’ literatoren, de jongleurs. Op 5 december 1200 is er Jean Bodel en zijn Jeu de saint Nicolas (1533 verzen: niet zomaar een aanzet, maar een avondvullend stuk). Begin dertiende eeuw stuiten we op de Courtois d'Arras: de overgeleverde tekst telt tien narratieve passages en geen clauskoppen (die wel gemakkelijk te reconstrueren zijn), maar toch is het echt drama, namelijk een bewerking van Verloren Zoon-parabel, met veel aandacht voor het fascinerende kwaad. Courtois d'Arras is een tegenspraak: uit een boerenprovincie als Atrecht komt immers geen courtois. Courtois is het type van de simpele boerenjongen die in het grote leven verzeild raakt, een personage met grote toekomst, en we vinden in het stuk ook de eerste lyrische introspectie-monoloog in het Frans. De eerste echte klucht in het Frans, Le garçon et l'aveugle, dateert van rond 1275 en komt uit Doornik: een wreed spel waarin een gore knecht een ook niet geheel kosjere blinde belazert. Het thema wordt in latere spelen, ook in religieuze mysteriespelen, uitgebreid hernomen, alsook in Lazarillo de Tormes. Dat werelds drama ontwikkelt zich dus in een beperkt gebied in het Noorden, in de dertiende eeuw. Een andere sterke vernieuwing aldaar: in de nacht van 4 op 5 juni 1276, een jaar later dus, speelt men in Atrecht het Jeu de la Feuillée van Adam de la Halle, een puur profaan, raadselachtig stuk. Of we echt van toneel kunnen spreken is de vraag, want duidelijk is dat de voorstelling is ‘geplakt’ over een bestaand ritueel, en datzelfde ritueel is ook nog eens het onderwerp van het stuk zelf. Daarbij is het heel wel mogelijk dat de speeltijd en de gespeelde tijd (één nacht) samenvielen en het stuk niet continu, maar gefractioneerd, gespeeld is. De gelegenheid voor dit stuk was de grande beuvée: het jaarlijks banket van de confrérie, en de handeling vond plaats rond een maaltijd! Dezelfde Adam de La Halle zou in 1282 in Napels (!) een puur profaan stuk geschreven hebben: het operette-achtige Jeu de Robin et de Marion. Zulks meldt in elk geval zijn neef Jean Madot in zijn Jeu du Pèlerin. De Feuillée is in feite een congé, een afscheidsgedicht, maar dan uitgevoerd par personnages; Robin et Marion is een pastourelle, maar dan par personnages (en eigenlijk was Bodels Jeu de saint Nicolas al een heiligenleven par personnages). Afhankelijkheid is er van lyrische genres: toneel is een gedicht uitgevoerd met andere middelen in een zelfde kader. Par personnages wordt later dan ook de standaardterm voor toneelmatige activiteiten: rolverdeling en impersonatie werden als essentieel gezien en het toneel onderscheidt zich zo van de lyriek. Denken we aan de miracles de Notre Dame (lyrisch) die in veertiende-eeuws Parijs worden omgevormd tot miracles de Notre Dame par personnages (toneel). Wij denken, in retrospectief, dat het om iets wezenlijk anders gaat (geen poëzie, maar to- | |
[pagina 86]
| |
neel), maar toen voelde men het misschien als een andere uitvoeringspraktijk (niet één performer maar meerdere) van eenzelfde, lyrisch of narratief, genre. Die genrekwestie komt later nog terug. In eerste instantie valt vooral op hoezeer de primitieve toneeltraditie afhangt van de poëzie; toneel lijkt een andere, nieuwe vorm, om poëzie te presenteren. Het is dan ook binnen het kader van de poëtische verenigingen en hun competities, dat de eerste poésies par personnages gaan meestrijden om een aparte prijs. In Bergen bij voorbeeld is er in 1406 sprake van de rhetoriciens; in 1431 vindt in elk geval een poëziewedstrijd plaats; in 1469 is er een wedstrijd in poëzie par personnages.Ga naar eindnoot5. In 1417 is in Laon ook al sprake van een compagnie de gens d'Eglise nommée rhétorique (en er komen ook anderen uit Bohain).Ga naar eindnoot6. Zo zou de ontwikkeling ongeveer plaats hebben kunnen vinden. Een geïsoleerd geval is de Prise de Neuville: een parodistisch chanson de geste.Ga naar eindnoot7. De Vlaamse gemeenschap, werkzaam in de textiel, besluit het kasteel van Neuville aan te vallen. Het is een burleske tekst in krom Frans. Er is sprake van impersonatie omdat de jongleur zich voordoet als een Vlaming die slecht Frans spreekt: de aandacht verschuift dus van de presentatie van een tekst naar de representatie van een personage. De tekst is er om de figuur van de onbeholpen brabbelende jongleur neer te zetten.Ga naar eindnoot8. Dat opent weer een nieuw hoofstuk: de overgang van ‘gepresenteerde’ narratieve tekst naar de ‘representatie’ van een personage in speelteksten voor één acteur.Ga naar eindnoot9. Die kwestie is niet aan de orde, maar we zullen nog enkele gevallen tegenkomen waarin de band tussen chanson de geste en toneel aantoonbaar is. Voor die bijzondere wording van het werelds toneel in Noord-Frankrijk zijn verschillende verklaringen naar voren geschoven. De speciale positie van de streek, waarin urbanisatie en verburgerlijking de creatie van een ‘stadsliteratuur’ mogelijk maakte, het genie van Adam de La Halle als schepper van de nieuwe vorm, en het verenigingsleven met de Confrérie des bourgeois et des jongleurs in Atrecht. Ook in de verspreiding van de dichtersverenigingen, de puis, nemen de Noord-Franse steden een opmerkelijke plaats in, waarbij met name de zottenpaus als voorzitter opvallend is, omdat die in de toneelorganisatie steeds weer terugkomt. Rousse, die de vroege ontwikkeling van de kluchtspelen in zijn trouwens nimmer gepubliceerde proefschrift uitgebreid aan de orde stelt, ziet in de bespreking van zijn bronnen twee duidelijke tendensen: steden met een parlement hebben een Basoche, een jonge balie; Noord-Frankrijk daarentegen heeft wijkverenigingen en Jongerenabdijen.Ga naar eindnoot10. Mogelijk bestaat er een verband tussen de poëzieverenigingen als de puis en de ontwikkeling van de dramatische poëzie, of, preciezer nog, tussen gedichten en poëzie par personnages. Dat overigens veel toneel | |
[pagina 87]
| |
als gespeelde poëzie beschouwd werd, blijkt uit de belangrijke vernieuwingen in de formes fixes en de versificatie binnen de toneelpoëzie!Ga naar eindnoot11. De minimale, en verstandigste, optie vooralsnog is wellicht om de bloei van het verenigingsleven in Noord-Frankrijk als voornaamste determinant voor de ontwikkeling van het drama naar voren te schuiven. Dat bloeiend verenigingsleven is tevens een bepalende factor geweest in de ontwikkeling van een aparte feestcultuur met bijbehorende competities in de late Middeleeuwen. | |
Wedstrijdcultuur en PassiespelenEigen aan de Noord-Franse steden is immers vooral een cultuur van feesten en wedstrijden. Wat volgens Chartier specifiek is voor Artois en Vlaanderen is dat men de feesten buiten hun kalenderpositie vierde om elkaars feesten te kunnen blijven bezoeken. Stedelijk uitruil was dus min of meer karakteristiek voor die streken.Ga naar eindnoot12. Een dergelijke uitwisselingscultuur blijkt ook duidelijk uit de poëtische correspondenties van de Noordelijke rhétoriqueurs en componisten (Jean Molinet, Philippe de Fenin, Anthoine Busnois, Loyset Compère). Een serie voorbeelden: in Kamerijk hebben we op 2 mei 1400 compagnons juans es escus c'est assavoir d'Amiens, de StQuentin, d'Arras.Ga naar eindnoot13. In Atrecht krijgt de zottenpaus, de abbé de Liesse veel geld om naar andere steden te gaan en om andere gezelschappen te ontvangen: hij gaat in 1501 naar de Roi des sots in Rijsel, in 1510 naar Bethune. De Prince d'Amour gaat in 1521 naar Valenciennes en, als vervanger van de Abbé de Liesse, naar Doornik. In 1490 organiseert hij uitgebreide feesten, met onder meer jeux de personnages en jeux sur cars. In 1494 is er een uitgebreide ontvangst met andere groepen. In 1533 wordt hij gebruikt pour entretenir les anchiennes et bonnes amitiés des villes prochaines. Uit 1534 hebben we een beschrijving van de gasten in Atrecht: uit Kamerijk en Dowaai. Maar te Doornik in 1499 worden farces diffamatoires gespeeld. Een wel heel opmerkelijk geval komt uit Valenciennes waar Hubert Cailleau - inderdaad: de auteur van de beroemde aquarel - zich tijdens de Passion de Valenciennes moet verontschuldigen omdat er belangrijker werk te verrichten is in de contacten met naburige steden!Ga naar eindnoot14. De feestcultuur in de Noordelijke streken van Frankrijk was beroemd.Ga naar eindnoot15. Die wedstrijdcultuur is niet elders bekend uit de Franstalige wereld, maar sluit aan bij wat we van de Vlaamse steden weten. In 1526 speelt men in Bethune een moralité de l'homme humain devant Abbé de Sens Léger en plusieurs moralités et farces. In hetzelfde jaar speelt de broederschap van Sint Jacobus een Jugement du royGa naar eindnoot16. | |
[pagina 88]
| |
d'Aragon. In 1439 visiteert Meester Anthoine Hameron, student te Leuven, te Bethune de jeux de personnages die de compagnons jueurs uit verschillende steden gespeeld hebben om de prijs te winnen. In 1431 is er een wedstrijd in Atrecht waaraan Kamerijk, Dowaai en Valenciennes deelnemen.Ga naar eindnoot17. Te Bergen vindt in 1469 een wedstrijd plaats met een prijs voor een jeu de personnages van 500 à 600 regels waarin het best een hemels of aards onderwerp behandeld wordt. De rhetoriciens uit Bergen geven acte de présence in Gent in 1498.Ga naar eindnoot18. In 1423 te Wavrin krijgen de jueurs de personnages uit Bethune de prijs. De jaarlijkse processie te Rijsel dijde in de vijftiende eeuw uit: in de middag ging men mysteriespelen vertonen en 's avonds farces. Uit 1463 is een proclamatie van de zottenabt bewaard, waarin prijzen uitgeloofd worden voor spelen: 's ochtends moet het par signes, en na de maaltijd met 300 regels of meer tekst. Men vraagt een stuk ontleend aan de Bijbel, een heiligenleven of passie of andere Romeinse historiën uit oude kronieken. Bovendien moet dit in bonne et vraie rhetorique gesteld en al meer dan zestien jaar niet meer in de stad vertoond zijn. Ook zijn er prijzen voor het geestigste en vrolijkste jeu de folie dat dan echter al 99 jaar niet meer in de stad te zien geweest mag zijn. Om voor een prijs in aanmerking te komen moet de tekst van de spelen op Sacramentsdag tussen drie en vier uur voorgelegd worden.Ga naar eindnoot19. De cyclus van 99 jaar is uiteraard burlesk, maar de cyclus van zestien jaar wekt verbazing. Op elf augustus 1455 ontmoeten de schuttersgilden uit de Lage Landen elkaar te Doornik, met prijzen voor de beste entrées en de beste comédies (sic! De Franse lexicografie geeft een veel latere datum voor de term comédie om toneel aan te duiden). Rijsel en Oudenaarde winnen de prijzen bij de entrées; Rijsel presenteert de beste comédie [...] en langue françoise en Ieper de beste en langue flamande.Ga naar eindnoot20. Een dergelijk festival wordt ook in Kamerijk georganiseerd in 1448, dan nog alleen met voorstellingen par signes door de abt van L'Escache-Profit.Ga naar eindnoot21. In 1515 te Bethune spelen de Cullevriniers ter gelegenheid van het huwelijk tussen Karel V en prinses Renée van Frankrijk een Jeu de la paix en la main de Dieu en de Alliez [...] les bergers traictant de ladicte alliance, een soort primitief pastoraal drama, waarin de herders de politiek becommentariëren! De Guingans spelen le jeu de Bon Temps,Ga naar eindnoot22. Petit Frait dat van de blauwe mutsen, Saint Martin dat van de padres en de Abt à qui tout fault en de vrede die (Franse) leliën draagt; de (jonge) balie speelt het spel van Nequaquam. Een rijk repertoire, dat hier in gilde- of in wijkverband georganiseerd is. Of, om het andersom te formuleren: een sociale organisatie in broederschappen en compagnies die aan de basis ligt van het toneel-gebeuren. Er is echter ook een andere kant aan die toneelcultuur, een aspect dat nu juist geen vergelijking met het Nederlandstalig toneel rechtvaardigt, | |
[pagina 89]
| |
Afbeelding 7.
Tweede dag van de voorstelling van het passiespel van Valenciennes. Geboorte van Maria en presentatie in de tempel. Tekening van Hubert Cailleau, 1547 (Parijs, Bibliothèque Nationale, Ms. Rot. I-7-3). | |
[pagina 90]
| |
namelijk de ontwikkeling van de grote Passie-mysteries. Het idee om de Passie-mysteries groter op te zetten zou best eens geworteld kunnen zijn in de Noord-Franse toneelcultuur. Eustache Mercadé is de eerste die rond 1435 in zijn Passion d'Arras (en de erop volgende Vengeance: de wrake Gods middels de plundering van Jerusalem in 70 na Christus) kiest voor een opzet in meerdere journées (namelijk vier). Arnoul Gréban (Parijs, rond 1450) en Jean Michel (Angers, 1486) volgen dit model en het heeft zeker ook invloed gehad op de late Passies, zoals de Passion en rime franchoise (twintig journées) en de Passie van Valenciennes uit 1547 (vijfentwintig journées) (afb.7). Natuurlijk zijn ook elders in Frankrijk zulke ‘monsterspektakels’ opgevoerd, maar alles wijst erop dat de formule in Atrecht ontwikkeld is door Eustache Mercadé. Diens Vengeance is bovendien sterk verankerd in Bourgondische wereld: we weten van voorstellingen in Amiens (1446), Abbeville (1458, 1463), Aire-sur-la-Lys (1459), Lille (1484), Mechelen (1494). Filips de Goede schrijft dat Passie, Verrijzenis en Wrake niet alleen in Aire, maar in heel de Artois veel gespeeld worden.Ga naar eindnoot23. Latere reprises van de Passie in Noord-Frankrijk echter gaan niet alleen terug op de formule, maar ook op de tekst van de componist Arnoul Gréban of de revisie van Grébans tekst door de arts Jean Michel. Die twee Passies worden dan ook, waarschijnlijk terecht, beschouwd als de ‘klassieke’ ‘Franse’ mysteries. Er zijn veel bewaarde teksten en nog meer geattesteerde voorstellingen. Voor ons gebied van belang: Valenciennes (tweemaal), Amiens en Bergen (1501). Dankzij het Livre du régisseur is Bergen 1501 de best gedocumenteerde voorstelling, maar het is opmerkelijk dat die Passie niet verder naar het Noorden getrokken is. Bergen nodigde Jean Molinet uit, want die dineerde met koning Herodes, de herders en tweeëntwintig anderen in de herberg ‘Het Hert’. Cohen meldt dat uitnodigingen uitgingen naar Rijsel en Dowaai, Kamerijk, Amiens, Atrecht en Doornik, Valenciennes, Ath en Braine.Ga naar eindnoot24. Cohen begrijpt dat Vlaanderen niet uitgenodigd wordt: daar snapt men geen Frans, maar hij verbaast zich erover dat Ieper, Brugge, Gent en Brussel, waar men het Frans wél machtig was, niet uitgenodigd waren. Die twee tradities, de wedstrijdcultuur verankerd in het verenigingsleven en de creatie van grote Passies, vormen de meest in het oog springende bijdrage van de Noord-Franse stedelijke cultuur aan de ontwikkeling van het toneel. Alvorens we komen te spreken over de organisatie van het toneelleven, moet er eerst iets over de terminologie gezegd worden. | |
[pagina 91]
| |
Afbeelding 8.
Moriskendans. Roman de Jean de Paris et Roman d'Appolonius (Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 9632-33), f.168. | |
[pagina 92]
| |
Termen en genresHet belang van de aanduiding par personnages is hierboven al aangestipt. Van enig belang is zeker de morisque: in strikte zin een dans, maar een dans met rolverdeling, soms met tekst, soms vormgegeven als een drama; in enkele gevallen is de tekst overgeleverd.Ga naar eindnoot25. De iconografie rondom de morisque is uitermate rijk, ook in de Lage Landen (afb.8).Ga naar eindnoot26. Een andere term, die eigen aan de streek lijkt te zijn, is parture. In niet alle verwijzingen overigens is duidelijk of er sprake is van toneel. Hance (Hans?) Crachre, een joueur de posture, wordt flink beloond: 9 pond voor een spel in Atrecht (posture hier te corrigeren in parture). Jeux de parture was een staande term om dramatische activiteiten aan te duiden en dat al sinds de veertiende eeuw: in 1386 spelen de compagnons uit Dowaai voor Karel VI al jeux de parture.Ga naar eindnoot27. In Doornik, op 9 april 1434, als een magister in de theologie een preek wil houden, komen Pieret Moreil en Herchon le Francq en hun gezellen, uit Boulogne, opduiken met hun kar om een jeu de parture te spelen en de preek te verhinderen.Ga naar eindnoot28. Ook op 28 februari 1458 komen er compagnons jouans de parture naar Doornik. In 1460 ligt er een geschreven requeste voor van de anciens princes d'Amour,Ga naar eindnoot29. die over voldoende geld beschikken wil om parture te gaan spelen in Kenout voor de festiviteiten georganiseerd door Madame de Charolais. Een specifiekere en interessantere beschrijving dateert van achttien jaar later: de compagnons uit Valenciennes komen naar Doornik en spannen een beschilderd doek met de geschiedenis van Orson van BeauvaisGa naar eindnoot30. in de herberg ‘Het Hert’, en na de maaltijd remonstrerent ycelle histoire par personnaiges en, dat meldt de bron nog, was het eerste jeu de parture gespeeld in Doornik sinds het begin van de oorlog.Ga naar eindnoot31. Een jeu de parture is hier dus een par personnages gespeeld stuk. Parture heeft ook andere betekenissen: persoon, dialoog-gedicht en, natuurlijk partuur (een team, op de kaatsbaan); een grappig incident vindt plaats in Rijsel in 1559 als men slaags raakt na des jeuz de mommerchance et de ticquetat pour ung pattart le parture: Mummenschanz en trictrac voor een cent per parture.Ga naar eindnoot32. | |
Vóór en ná het etenZojuist zagen we al bij het verhaal van Orson de Beauvais dat eerst een tapijt getoond werd, en na het eten de personnages, en dat brengt ons op een volgend punt: de organisatie van voorstellingen en vooral de scheiding tussen vóór en ná de maaltijd (zie ook hierboven Rijsel in 1463). In Therouanne wordt op 4 februari 1494 (n.st.) een Jeu du Saint Sacrement gespeeld, een Sacramentsspel, voor het diner par signes, na het diner | |
[pagina 93]
| |
par parolles.Ga naar eindnoot33. In Bergen, in 1501, worden de journées van de Passie ook verdeeld in een sessie voor en een sessie na het diner, volgens Cohen om aan te sluiten bij de lokale praktijk. Bordier interpreteert dit eerder als een consequentie van de toenemende complexiteit van de materie.Ga naar eindnoot34. Te Bethune wordt in 1509 een jeu de personnages uit de Romeinse geschiedenis (getiteld: de koning van Gascogne! Inderdaad: zeer Romeins!) gespeeld, en na de maaltijd een farce door Jean de Ewiers met tien of twaalf compagnons; in hetzelfde jaar is er ook een Jeu du fait de Justice (met wagenspelen), hetgeen op het bestaan van meer gepolitiseerde toneelvormen lijkt te duiden. In Doornik krijgt men in 1537 toestemming de levens van Petrus en Paulus te spelen, sauf après souper, hetgeen waarschijnlijk wil zeggen dat de farce niet doorgaat! Deze typische opvoeringspraktijk, rond een maaltijd, zou nader onderzoek verdienen; ze lijkt me vooralsnog eigen aan de regio. Waarschijnlijk valt er een relatie te leggen met de tafelspelen van de rederijkers. Het is zelfs heel goed mogelijk, dat juist vanwege het bestaan van confréries met rituele maaltijden er een solide basis bestond voor een feestcultuur met toneelvoorstellingen, die juist daarom rond een maaltijd gegroepeerd werden, maar dat blijft speculatief. Of er veel uitwisseling tussen Frans- en Nederlandstalig toneel bestond, weten we niet. Wel meldt Steenbergen dat De Castelein in zijn Baladen van Doornycke verwijst naar een Apostelspel opgevoerd in Doornik (wellicht in het Frans); inderdaad laten in februari 1541 Jehan Seneschal et autres joueurs des Actes des Apotres hun spel daar visiteren.Ga naar eindnoot35. Als ‘week’ gegeven valt toe te voegen dat Ramakers meldt: ‘Zeven tableaux vivants met scènes uit de Handelingen der Apostelen werden in de loop van de jaren veertig en vijftig aan het programma toegevoegd’.Ga naar eindnoot36. Die beweging is parallel aan of geïnspireerd door de stijgende populariteit van het Mystère des Actes des Apôtres (editio princeps 1538, latere edities Parijs; opvoeringen in Bourges 1538 en in Parijs 1541, met cartons van Rafael voor tapijten naar dit thema te Fontaine-bleau voor Frans I; overigens verdient het spoor ‘tapisserie en drama’ nadere studie). Belangrijk is de eerdergenoemde Vengeance van Eustache Mercadé, verbonden met Bourgondische adel. Die werd in 1468 in Rijsel gespeeld en ze werd tien jaar later hernomen in Mechelen voor Filips de Schone door zes Rijselse acteurs (het stuk telt honderdtien sprekende rollen en tweehonderd figuranten). Rijsel betaalde de reis en Thurien Blouet, die dertien rollen schreef, maar wel in het Frans.Ga naar eindnoot37. Wat er in Mechelen nu precies gespeeld is, weten we niet: het zal om een sterke reductie moeten gaan als met dertien geschreven rollen volstaan kan worden, die door zes acteurs gepeeld kunnen worden.Ga naar eindnoot38. Er zijn ook hardere attestaties. In 1476 krijgt ene Gherard Staes in | |
[pagina 94]
| |
Dowaai betaald voor een jeu de sotye dat hij en flamencq gespeeld heeft op Onnozelenkinderendag, en voor de kosten van paard en wagen die hem door de straten trokken, zoals men gewoon is te doen. Dat het stuk in het Vlaams is, verdient wel aparte vermelding. Het spelen op meerdere plaatsen vinden we ook bij Philippe de Vigneulles in Metz: Et fut par eulx jué en XVI lieu.Ga naar eindnoot39. Een aparte plaats wordt ingenomen door het schooldrama. Al vroeg bestond in de Nederlanden de lovenswaardige gewoonte kinderen Frans te leren en daarbij was het toneel natuurlijk een uitgelezen instrument. In 1533 speelt de Walsche meester Filips van Halle met zijn leerlingen een spel in Walsch; vergelijkbare berichten komen uit Utrecht (1536: een batement van de Waelsche scoelmr.) en Gouda (1537 een spul in Walsch; 1548: Nicasius Amala speelt de Verloren Zoon; 1549: Nicasius Amala, Walssche meester, speelt op vastenavond).Ga naar eindnoot40. | |
Professionalisering van het toneelUiteindelijk lijkt de taalgrens vaag, maar is er geen gezamenlijke traditie. Binnen de typische interstedelijke uitwisseling ontstaat wel een graad van specialisatie in het toneelbedrijf. De term compagnons joueurs duidt op meer dan occasionele groepen. Zijn het profs? De rolbezetting (vijf à zes personages) en de samenstelling van de groepen (zo'n vier à vijf personen) wijzen enigszins in die richting. Brinkman heeft de problematiek van het eerste professioneel toneel in een recent artikel weer hoog op de agenda geplaatst: in 1475 verdient ene Mathis Cricke met Coppin en Josse, bedienden en dienstmeiden zijn bestaan door jeu de personnages te spelen en chambre.Ga naar eindnoot41. Een systematisch onderzoek in Noord-Franse archieven moet, dunkt me, zijn tentatieve conclusie onderschrijven: er waren kleine groepen, van een man of vijf, die zich specialiseerden in drama-producties; zij deden dat om den brode, ze deden dat in verschillende steden in de regio en in sommige gevallen deden ze niets anders dan dat. Het mysterie van de kamerspelers is eenvoudig op te lossen als alle attestaties van joueurs en chambre verzameld worden (en het zijn er vele). Dat, echter, is stof voor een ander artikel. De kamer van Dowaai speelt in 1421 voor Filips de Goede een jeu de farse. In 1431 verzorgt de rhétoriqueur Michaut Taillevent farces voor Filips de Goede.Ga naar eindnoot42. In 1432 eindigt Mechelen als eerste en Oudenaarde als tweede in de wedstrijd te Gent voor de geboorte van Filips' zoon. In 1433 krijgt Phlot d'Enfer, een arme drommel die kluchtspeler is, zes pond ‘vanwege alle moeite en kosten die hij gehad heeft vanwege die kluchten’. In 1434 spelen Bolequarre en Perrin Boisquement, joueurs d'apertise, de farces et danseurs de morisque voor Filips in Parijs (weer | |
[pagina 95]
| |
morisques en apertises als toneel); in 1435 krijgen Maître Mouche en compagnons, joueurs d'apertise, acht pond en tien stuivers omdat ze in Brussel voor Filips gespeeld hebben.Ga naar eindnoot43. Cohen meldt botweg dat, daar Brussel nog geen centrum van Franstalig toneel was, het wel eens beroepsacteurs uit Parijs kunnen zijn geweest. Dat lijkt overdreven, want een zekere professionaliteit bestond al. Zo spelen in 1476 voor het ‘Gouden Hoofd’ in Bergen acteurs histoires, comédies et tragédies (weer die termen comédie en tragédie lang voor ze op toneel horen te duiden, volgens de lexicografen tenminste), die eerder al gespeeld hebben in Luik, Atrecht, Bapaume, Brussel en andere steden.Ga naar eindnoot44. Jehannin de Lille, Petit Jean, Philippe de Douay, Willemot de La Rue en Jeannet le Jay, joueurs de farces, woonachtig in Kamerijk krijgen dertien pond en acht stuivers in 1438, omdat ze naar Atrecht gekomen zijn en verschillende farces en moralités gespeeld hebben ter gelegenheid van het feest van Helbin Hambaut, de zottenabt. Voor de bijeenkomst van 1456 in Bethune laat men de spelen komen uit Atrecht, Kamerijk en elders.Ga naar eindnoot45. In Sint-Omaars woonden in 1439 Jacot David, Jehan de Verry, Jehan de Beauvais, Guillaume de Barvilliers en Guillaume Guiot danseurs de morisque et joueurs de farces, de aloude combinatie dus.Ga naar eindnoot46. Maar de grote ster in Sint-Omaars is Jean Descamps alias Wastellet. In 1444 speelt hij bijvoorbeeld jeux de personnaiges en rime. In 1478 is de informatie iets preciezer: Jacques le Bruc speelt het spel van Celui qui ne fut Hue ne Wautier voor vijf personnages. Het spel laat zich niet identificeren, maar sluit waarschijnlijk aan bij andere farces die identiteitsproblemen en afstammingsproblemen aan de orde stellen. Bovendien verzorgt hij een jeu de sotti de Pouret et de Agripart de Saint Ricquier, eveneens voor vijf personnages. Jean Descamps verzorgt een jeu du pasté de maises langues, vermoedelijk een allegorisch toneelstuk. Ook speelt ene Griboval een duivel in een jeu de sottie. Er zijn ons helaas geen sotties met duivels bekend. | |
Een voorbeeld: NamenTenslotte lijkt het aardig een schets van een plaatselijke ontwikkeling te geven.Ga naar eindnoot47. Daarbij zou ook het Franstalig toneel in het huidige België nadere aandacht verdienen. Kijken we bijvoorbeeld naar het geval Namen, voornamelijk op basis van rekeningen. In 1439 zijn er vier schapen voor de compagnons qui fissent le jeu, wat nog weinig specifiek is. In 1447 speelt men een Nativité, een jaar later zijn er jeux op twee juli. In 1449 verzorgt Saladon Gribalde een Passion par figures met negentig compagnons, evenals in 1450.Ga naar eindnoot48. In 1451 dijt dit spektakel langzaam uit: dan speelt men een Passiespel met tweehonderd personages, waarbij onder | |
[pagina 96]
| |
andere vermeld wordt dat Aimery le chanteur de jeste betaald is pour avoir ordonneit et fait deux jours d'escripture, le jour de la Visitation?. Dat er een traditie van chanteurs de geste was blijven bestaan, was bekend; dat die jongleurs zich bezighouden met Passiespelen is een nieuw element. Het betreft wel alleen de tekst: de schoolmeester en de omroeper verzorgen de repetities. In 1452 is het programma weer wat uitgebreider: dan spelen driehonderd personages onder leiding van Jean Caulier, de schoolmeester, een Passiespel, terwijl tezelfdertijd elders in de stad een Mystère du Jugement gespeeld wordt.Ga naar eindnoot49. In 1456 speelt Caulier op de markt van Namen een passion. In datzelfde jaar zal hij overlijden en weigert zijn weduwe de teksten terug te geven als ze er niet voor betaald wordt. Ene Simon is betaald om de rollen te schrijven van de Passion et Jugement van Aymery, die 5300 regels belopen (zo'n 5 à 6 uur spel). Dezelfde Simon heeft in hetzelfde jaar de rollen geschreven voor een Passie van 1500 regels. In 1457 wordt maistre Emery le chanteur betaald pour avoir escript pluiseurs jeus, tant du jugement par parolles comme d'autres matères.Ga naar eindnoot50. Drie jaar later is het opnieuw Jean Caulier die de leiding heeft over een passie met driehonderd personages; in datzelfde jaar krijgt hij betaald pour avoir escript et billeteit le jeu de Nostre Dame de Cambron [...] joué à Saint-Denis, parmi le pappier qu'il lira pour ledit jeu. In 1456 is het helemaal raak, want dan speelt men een Passion, Jugement et Couronnement de la Vierge waarin maar liefst achthonderd personnages optreden. In 1462 spelen de Minderbroeders in de Kerk een Driekoningen-mysterie en in 1463 worden mystères par figures uitgevoerd: op de markt van Fèvres Onze Lieve Vrouwe in de tempel, haar huwelijk, de Annunciatie, Visitatie, Geboorte, Drie Koningen, Besnijdenis, de vlucht naar Egypte en de Slachting der Onnozelen; op de podia (hourdemens) van de markt van Namen de Passie, Hemelvaart en in Saint-Remi het Oordeel, de Gesine (‘bevalling’) en kroning van Onze Lieve Vrouwe.Ga naar eindnoot51. In 1476 zijn er mimes, onder andere le martyre de msgr SRemi (sic! Remigius is niet als martelaar bekend). Tot dusverre is er alleen sprake geweest van religieuze onderwerpen; wereldlijk drama vinden we pas vermeld in de zestiende eeuw: in 1518 een Moralité des quatre fils Aymon (alweer de chansons de geste!) en in 1520 histoires, farses et récréations, hetgeen des te opvallender is omdat in 1519 voor het eerst sprake is van joueurs de rhétorique in Namen. In Laon is in 1517 sprake van een compagnie de gens d'église de Soissons, nommée Rhétorique.Ga naar eindnoot52. Deze Naamse oogst is in meerdere opzichten interessant en heeft iets emblematisch. We zien heel duidelijk hoe de mode van de grote Passiespelen zich ontwikkelt (eerder hebben we gezien dat Eustache Mercadé het genre van de meerdaagse Passie inluidt in Atrecht rond 1430; de klassieke Passie van Gréban is van rond 1450; de Gréban-bewerking | |
[pagina 97]
| |
van Michel van 1486). Ook ontkracht dit beeld de stelling van Ramakers dat de grotere Passies eenmalig waren en frequenter opgevoerde passies wellicht een kleinere omvang hadden.Ga naar eindnoot53. We zien ook dat er, in de persoon van Jean Caulier, een specialist is en dat er een band tussen chanson de geste en toneel blijft bestaan. En somme, ook al beschikken we niet over teksten, noch over enige zekerheid of de teksten vergelijkbaar zouden zijn met wel bewaard materiaal, zien we een aantal duidelijke tendensen. Binnen Frankrijk kan niet over één ‘nationale’ toneelcultuur gesproken worden; veeleer moeten er lokale en regionale culturen onderscheiden worden. Parijs, met zijn studenten-, juristen- én drukkerscultuur, is een geval apart, maar wel het best gedocumenteerd. De Noord-Franse steden moeten zeker apart bekeken worden. In hoeverre die specifieke toneelcultuur aanknopingspunten vertoont met de ontwikkeling van vroeg volkstalig toneel in Atrecht en Doornik in de dertiende eeuw, verdient nader onderzoek. In de Noord-Franse steden zijn wederzijds bezoek en wedstrijdcultuur aan de orde van de dag. Bij spelen in een context van processies zien we een duidelijke dagorde: 's ochtends tableaux, 's middags serieuze wedstrijdstukken en 's avonds lachen geblazen. Domesticatie en upgrading van populaire manifestaties door steeds actievere stadsbesturen vormen een constante op het sociale vlak. Het bestaan van groepen van joueurs de farce die dan ook nog apertises en morisques kunnen spelen duidt enerzijds op een toenemende professionalisering en anderzijds op toneel als onderdeel van een soort variété-theater. De Noord-Franse steden hebben een eigen, aparte dramatische cultuur gekend die zich in veel opzichten misschien eerder laat vergelijken met de Nederlandstalige toneelcultuur dan met wat elders in Frankrijk plaatsvond. In andere opzichten echter heeft ze een specificiteit ten opzichte van zowel de Nederlandse als de Franse traditie. Die originaliteit ligt bijvoorbeeld op het vlak van de Passiespelen, maar ook op de organisatie van spelen in een tweeslagsysteem: voor en na de maaltijd. De vroege ontwikkeling van een beroepstoneel, niet voor honderd procent hard te maken maar wel waarschijnlijk, contrasteert duidelijk met het amateurisme in de omliggende gebieden. Gegevens ontbreken om dat direct terug te koppelen naar de vroege wording van het werelds drama in de Noord-Franse steden, maar het is wel verleidelijk, daar er in het verenigingsleven en in de festival- en wedstrijdcultuur een institutionele basis lag. De mode van de grote Passie-spektakels in meerdere journées, tenslotte, tussen Atrecht in 1435 en Valenciennes in 1547 vormt hierin een abstruus gegeven omdat de voor de hand liggende invloed op het Nederlandstalig drama simpelweg niet heeft plaatsgevonden. |
|