Een liedje voor een cent(1969)–Miep Diekmann– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Aterling Wat zouden ze met de aterling doen? Hij zit al een week in het plantsoen. Eerst kwam er een deftige dominee, maar de aterling bromde: ‘Ik ga niet mee.’ Toen kwam een pastoor met een ronde hoed. De aterling schreeuwde: ‘Als je me iets doet!’ Toen kwam een soldaat en nog één er aan. De aterling zei: ‘Dat mankeert er maar aan!’ Toen kwam er een juffrouw op hoge hakken. De aterling kéék wel, maar liet zich niet pakken. Toen kwam er een grote en dikke agent. De aterling brulde: ‘Wat wil die vent?’ Toen kwam ook de dokter met zes boterhammen. De aterling zei niets en liet hem maar zwammen. Toen kwam er tot slot van die lange dag de lorreman. ‘Als ik je kopen mag, la's kijken, voor tweehonderd pruimepitten, dan mag je op mijn wagen zitten, tussen de flessen en andere lorren, of achter de ouwe vensterhorren, of onder de stukke vetercorsetten, of op die zak tweedehands kroketten?’ [pagina 9] [p. 9] Hij maakte een ketting van alle pitten, die-ie zo maar los in zijn sokken had zitten. Die heeft hij de aterling omgedaan - zes maal in 't rond voor het goed wou staan. En toen ze roepend van: ‘Rommel, oû lóór...’ verdwenen waren de straten door, toen durfde ieder weer in het plantsoen en konden de honden hun plas daar weer doen. Vorige Volgende