CCXXXIII
Aan het handschrift is de hoedanigheid van het werk te bespeuren: grof onregelmatig en onzeker, regelmatig en zekerder, fijn en bleek, bevend van teederheid, en zoo voort.
Iets wat in geenen deele goed is, weigert de pen langzaam en duidelijk op te schrijven.
Gij kunt doorzetten en het dan tòch schrijven, maar altijd heeft even de pen geweigerd.