CLXXI
Bleek goud het pad. Verder was alles wit: de lucht, de boomen tot op hun fijnste stekeltjes, de heestertwijgen, het gras met al zijn halmpjes. De kleine zeide dat wij waren in eene groote webbe van wit. Van dicht bij gezien blijken langs alle takjes fijne regelrechte rijtjes van heele kleine gelijke witte kruimeltjes gelegen te zijn.