CLXIX
Genre-stukje
Uit het venster van mijn klein wit huisje, de armen over de borst gekruist op het kozijn, heb ik gekoosd met mijn in 't wit gekleede lief, die lag in groene kastanje schaduwschijn. Maar achter haar schoon hoofd hebben wij nog een muur, en toen 't liefkozen hier lang genoeg had geduurd en zij dacht dat ik weg was, heb ik door een hoog venster in dien andren muur mijn hoofd gestoken. Toen zag ik op haar neêr en heb haar weêr zacht lachend toe-gesproken.