XXXVI
Ik beweer niet, dat de Joodsche, Protestantsche of Roomsche godsdienst de ware is, dat het Koningschap of de Socialistische Staat het ware is, - ik vind ze, om zoo te zeggen, alle waar en mooi.
‘Maar dat is niet voldoende, zoo komt gij tot niets.’
Tot nu toe ís dit voor mij voldoende. Op dagen, dat ik voor mijn doen, het zékerst wist, ben ik te weten gekomen, dat dit voor mij voldoende is.
Uit hetgeen ik zeg in tijden dat ik weet, kan misschien het gevolg getrokken worden, dat ik aan deze of gene zijde zoû staan.