Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten
(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 25]
| |
zon naauwkeurig bloeyende brem geleken. Van-ochtend vloog er een glansend zwarte vogel, die ik uit de schaduw in de lucht, in de zonnebaan zag komen, daar roodgoud doorvliegen, en toen weêr zwart worden in de volgende schaduw. Het was mij toen of ik weêr heel even begon mooi te zien. Het landschap is zóo mooi, en, wel beschouwd, is dit misschien de droevigste ballingschap: er midden in te staan en er geen deel aan te hebben. Het te zíen en te weten dat men er buiten is. |
|