XXVII
(23 October, avond)
Laat ik aandachtig zijn. Elk oogenblik, bij 't openen van een kastdeur, bij het gaan in een andere kamer, kan ik een sublime gedachte tegenkomen.
(24 October, ochtend)
De toestand van voortdurend door geluk bijna ontroerd te zijn, is de volmaakte.
Ik zal mij híer aan houden tot het wéêr komt.
Zoo lang ik het besef houd, dat ik niet te zoeken, doch te wáchten heb, werkt dít ná.
De vraagstukken, die zich zullen voordoen, en die het mij niet gegeven was nú op te lossen, zal ik onaangeroerd laten, tot het weder komt.
Ik zal de aarzeling en den strijd niet toelaten; maar mij alleen bezig houden met wat ik heb leeren te weten.
(24 October, middag)
Ik weet niets. Ik weet niet wat te doen. Alles is helder als diamant.