XXIII
Ik heb opgelet dat als ik bij een beweging, het verplaatsen van een voorwerp, zeg tot mijzelf: ‘denk er aan, dit geeft geluid en alle geluid is heden aangenaam’, en dus de aandoening vooruit verwácht, zij toch gebeurt en mij 't genoegen geeft, ofschoon in andere tijden het genoegen wordt vernietigd door te zijn verwacht.
Dit is een teeken in het klein der, zeldzaam gebeurende, samen-stemming van Bewustheid en Onbewustheid, die de Eenheid zijn, waar ik nu iets van ervarend ben.
De bewegingen van Bewustheid lossen zich onmiddellijk op in het roer-loze licht der Onbewustheid, en, hiermeê gelijk-loopend, die van den Wil in het vanzelf-gaande.