Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten
(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina VII]
| |
Uit het leven van Frank Rozelaar | |
[pagina 1]
| |
Waarde Lezer,
Vergun mij u een kleine opheldering te geven omtrent het werk, dat ik hierbij het genoegen heb over te reiken. Het zijn deelen van het gemoeds-verhaal van een gevoelig mensch, die ik heb samengesteld. Ik heb mij een jongen man gedacht in zekere omstandigheden levend en wiens inborst is aangedaan zóo, dat hij zich min of meer bewust mag worden van de Schoonheid, te midden van welke wij leven.
Gij zult in de volgende bladzijden een anderen geest vinden dan in een deel van mijn anderen arbeid, eene andere houding tegenover het leven. Ik verzoek u echter daaruit geene gevolgtrekking te maken wat aangaat hetgeen ik voor de Waarheid zoude houden. Wel moet ik u eerlijk bekennen dat ik zeer geneigd ben het door dezen jongen man bewoonde denk-beeld voor de Waarheid te houden; maar, daar tegenover, weet ik, dat men - om dit met eene vergelijking op te helderen - een anderen berg bestijgende, en verheugd door de nieuwe boschjes en vergezichten, niet meer geheel zeker over het mooye der vorige oordeelen kan. Wèl ben ik juist getroffen door de over-éénkomst in het gehalte der luchtstreek, indien men, hetzij hier, hetzij daar, tot zekere hoogte stijgt.
L.v.D. |
|