hetwelk alléen groot van hoedanigheid is, is bijna oneindig kleiner dan het verschil tusschen werk dat groot van hoedanigheid en werk dat gering van hoedanigheid is.
Indien Michael-Angelo, Shakespeare, Goethe en Wagner gezegd kunnen worden véel uitmuntend werk te hebben gemaakt, en Petrarca, Thomas à Kempis, Shelley en Thys Maris weínig, maar ook uitmuntend, werk, dan staan deze laatsten in waarde daarom toch niet achter bij de eersten.
Wat wordt eigenlijk verstaan onder klein werk? Eerste-rangs-goudsmeden, kasuifelmakers, etsers, maken van zelf steeds ‘klein’ werk. De grootste schilderijen van Rembrandt zijn nog klein te vergelijken bij de tien of dertig meter lange prullen van een batailleof panoramaschilder.
Maar, om tot het artikel van den heer Erens weder te keeren,: hij had de goedheid schrijver dezer regelen met waardeering daarin te noemen, doch éen keer diens naam in verband te brengen met den naam van Dr. H. Gorter, den dichter, op eene wijze, die het moeilijk maakt een klein verzet te verzwijgen.
Het dichterlijk leven van Herman Gorter is in drie tijdperken te verdeelen.
In het eerste tijdperk ontstond het gedicht Mei.
In het tweede de sensitivistische gedichten.
In het derde die gedichten, welke voor een deel onder invloed der beoefening van Spinoza's wijsbegeerte opkwamen.
Met de gedichten uit het eerste en derde tijdperk, staat het werk van schrijver dezes in niet het geringste verband en het is bezwaarlijk in te zien waarom de heer Erens, met zijn fijne literatuurkennis, aan dezen arbeid van Gorter, den onverwelkbaren kunstenaar, minder oorspronkelijkheid zoude toekennen dan aan de werken van anderen.