Verzamelde opstellen. Bundel 3
(1897)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 109]
| |
[pagina 111]
| |
Mevrouw Jeanne Fortuin.
Mevrouw Jeanne Fortuin en haar man.
| |
[pagina 112]
| |
wil ik héen,: om ze gefingeerde namen te geven, die met-een zoo veel-als als 't ware een resumeerende aanduiding van hun karakter in zich houden: b.v. ‘Gladvink’ voor een slimmerik, voor iemant, die zich door het leven wel héen weet te slaan en flink-weg van alle markten thuis is, ‘Kantenklaar’ voor iemant, die altijd voor alles te vinden is en altijd precies weet waar hij heen wil; maar het állerkoddigste, het uitap-mopperdemoppigste, het flip-flap-flap-uit-beroerd-lekker-proest-stiklolligste, het om-het-lachen-d'r-over-te-voelen-aankomenen - en - dan-terwijl-je - buik-al-op-en-neêr-gaat-in-de-bierkroegzich - voor - een - heelen - avond-te-installeeren- alléen-om-telkens - even - stil - te-zijn-en-dan-telkens-de-gedachte-weêr-telatene - bovenkomen-om-op-nieuw-weêr-te-hiksnotteren-vande-belabberlazerde-lach-woelingen-sappig-grappigste vin ik, dat u je man meneer Fortuin noemt, omdat-i naar Indië gaat om fortuin te maken; hi hi, nog lach ik er van; maar, wat ik zeggen woû, dat van dat drinken en baden, en ook dat van dat kaartspelen om hooge tarieven, dat, en zoo de meeste rest, dat wisten we eigenlijk al, ja, wel zeker, dat wisten we eigenlijk al! van meheer Maurits! uit de romans van meneer Maurits: we wisten het allemaal al, hi hi, ben ik dwaas!, we wisten het al zoo goed dat we het bijna al weêr overgegeven hadden van ajakkebakkigheid t'r over. U overlaadt ons, mevrouw, alles heeft zijn grenzen, ook de trek in de meest uitgelezen jokkernij. Wat? wat is dat? wat doe ik daar? Ik doe, ik doe zoo-waar niks as me verspreken. Ik bedoel het zoo niet, mevrouw, ik woû heel iets anders zeggen. Ik woû zeggen, dat u zoo'n open-blik en zooveel opmerkingsgave heeft, en dat u niet larmoyant of sentimenteel is, maar fiksch met alles ruiterlijk voor de boeg. U heeft ook een allervrouwelijkste en nobele liefde voor het fortuin-maken. En wat zegt u alles natuurlijk, zoo natuurlijk ja, erg natuurlijk juist, zoo zonder affektatie of zoo. | |
[pagina 113]
| |
U zegt ook uit een grapje ‘wijze vrouw’ voor vroedvrouw. En u is een freule van uw eigen. Waarom citeert u die versjes van Kantenklaar, als u ze zelf flauw vindt? maar u víndt ze niet flauw. Dít, dit citeeren op deze wijze, dit citeeren van dingen die men voelt dat men aardig vindt, hoewel men tegelijk voelt daarom zijn eigen smaak te moeten verachten, - een frequent geval bij giechelende naaistertjes - is een exces van grofheid, zoo als ik zelden gedrukt zag. Ja, mevrouw, - allemaal goed en wel - dan moet u maar niet uitgeven!... Een van de twee! Ik groet u. |
|