Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Dinsdag, 1 Februarie 1898, ochtendGa naar margenoot+Ik keek op en vond het mooi en bizonder dat ik haar niet duidlijk zien kon om dat zij bedekt was door een vlokkig net blank-lichten zonneschijn. * | |
[pagina 227]
| |
Ga naar margenoot+Ik zag hem met zijn oogen kijken ergends heen, toen zijn blik wenden en mij aankijken terwijl ik hem aankeek. Wij spraken niet. Het scheen mij dat iets zeer gewichtigs gebeurde in dien oogenblik. * Ga naar margenoot+Ik zat te mijmeren, vaag en prettig. Vroeger noemden ze dat ‘droomen’; zij hadden nog niet opgelet, dat droomen juist de duidelijkste gezichten zijn en geen licht helderder dan droomenlicht. Wie niet klaar weet dat droomen 't aller-duide- lijkst zijn wat men ziet, is zoo, om dat hij alles en dus ook zijn droomen duister ziet. Hij *
Ga naar margenoot+Keer weder. Nu ik U ken en zoo naar U verlang
Zult gij mij niet voor goed verlaten. Ook niet voor lang.
Zij
Ik kan U niet duidlijk zien.
Ik ben bedekt
Door een vlokkig net
Blank-lichten zonneschijn.
Hij
In een grijs waas zie ik de bleeke bloemen
Van mijn venstergordijn
In den grijzen dag met zijn
Somberen schijn.
|
|