langzame opploffing van aangenaam aanvoelende warmte komt dat gevoel van vroeger hoog in mij, over mijn bezwijmende gedachten.
Vreeslijk vriendlijk, dat het mij juist dan ontmoet en mij zoo als een rijkaard inslapen doet.
Het is zeker omdat het onder de zichtbare gedachten al-door geweest is diep in mij, en als die wijken eens even komt kijken, om de moeder te gelijken met wie alleen ik overblijf, als de kindren slapen zijn.
Zoo als een moeder-nachtkus op kinder-aangezicht is het voor mij.
Zoo als het licht van de moeder, die na al het speien nog even toeft, en dat voor zij slapen door hun ooghaartjes de kindren zeer gerust stelt.
*
Ik ontwaak wel eens bedrukt. Zonder gevoel en koel is dan de wetenschap van mijn geluk. Maar met handenklappen op de beenen springt het lichaam op.