Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Woensdag, 27 Oktober 1897, ochtend.... Het is nu volkomen Lente buiten. Gisteren berkstruikjes met najaars-geel gezien, die in de verte in de zon naauwkeurig bloeyende brem geleken. Van-ochtend vloog er een glansend zwarte vogel, die ik uit de schaduw in de lucht, in de zonnebaan zag komen, daar rood-goud doorvliegen, en toen weêr zwart worden in de volgende schaduw. Het was mij toen of ik weêr heel even begon mooi te zien. Het Landschap is zóo mooi, en, wel beschouwd, is dit misschien de droevigste ballingschap: er midden in te staan en er geen deel aan te hebben. Het te zíen en te weten dat men er buiten is. * De áardige dingen, die de kinderen doen, komen in gewone tijden uit als kleuren op een valen achtergrond, maar in tijd | |
[pagina 56]
| |
van innerlijke verlichting komen zij tegen de gewone dingen, die zij doen, uit als kleuren op gouden achtergrond. Is de achtergrond dus mooyer dan de kleuren, dan zijn de kleuren toch goed, om dat zij de schoonheid van den achtergrond onderstreepen. * Beste kunst maken is: zijn in den wezens-staat, in welken men zich bewust is Eeuwig te leven, en van daar-uit beeldend te werk gaan. Dan maar beeldend te werk gaan, zonder zich van den toestand rekenschap te geven, zonder het opzet: in zijn werk te doen gevoelen, dat de toestand aanwezig is. Van zelf, zonder dat gij het weet eigenlijk, moet uit het werk den toestand blijken, waarin het gemaakt is. * De ‘Sensatie’ is het oogenblik, waarop, van-uit de sfeer der tijdelijke, zintuigelijke perceptie, de verschuiving van plannen plaats heeft, waardoor het begrip van op-een-volging verandert in dat van gelijktijdigheid. De gewaarwording, aan de oppervlakte, van te meenen reeds ergends geweest te zijn, waar men voor het eerst komt, is alleen dán Sensatie, wanneer zij het uiterlijk is der gevoeling van ontijdelijkheid of gelijktijdigheid. Zij verwondert maar is niet schoon. Zij is een bewegen van de Ziel vóor dat het gemoed en de zintuigen in staat zijn Haar te ontvangen, of zíj zich van die te scheiden. De ‘Sensatie’ is omgeven door zoo vele surrogaten, dat zij dikwijls schijnt eerder tot de experimenteele theosofie dan tot de kontemplatieve filosofie te behooren. * Er zijn maar twee soorten van weêr, geloof ik, waarin ik nooit op de eene of andere wijze iets moois heb gezien: donker koud ruw herfstweêr, als alle boomen heel en al kaal zijn of | |
[pagina 57]
| |
alleen nog met grijs-bruine bladen, en zware windloze zomerregen op flets groen. * Ik beweer niet, dat de Joodsche, Protestantsche of Roomsche godsdienst de ware is, dat het Koningschap of de Socialistische Staat het ware is, - ik vind ze, om zoo te zeggen, alle waar en mooi. ‘Maar dat is niet voldoende, zoo komt gij tot niets’. Tot nu toe ís dit voor mij voldoende. Op dagen, dat ik voor mijn doen, het zékerst wist, ben ik te weten gekomen, dat dit voor mij voldoende is. Uit hetgeen ik zeg in tijden dat ik weet, kan misschien het gevolg getrokken worden, dat ik aan deze of gene zijde zoû staan. Ik kan echter zelf dat gevolg niet trekken en gevoel er ook geen behoefte toe. De een is alleen in de hoogte bezig, in abstracte theorieën en al-gemeene gewaarwordingen van het Goddelijke, de ander alleen in de laagte, in de meest concrete practijk, derden in de hoogte, in de laagte, en in de verbinding tusschen die twee. Deze laatsten zijn misschien het volledigst, maar hebben misschien weêr minder kracht als zij op een der drie plaatsen zijn, en zoo voort. |
|