295
[aan L. van Deyssel]
[briefkaart met poststempel
4 October 1904]Ga naar voetnoot365
Wel Ed. Geb. Heer, De Heer Biederlack deelde ons zooeven mede, dat de Hr. Verwey
niet bedoeld heeft zich tot zijn bod van ƒ250- te bepalen, maar dat hij hooger
bieden zal als een ander ook biedt.Ga naar voetnoot366
Deze zaak blijkt dus ook niet in orde te zijn. Het wordt dus hoog tijd dat gij
een beslissing neemt en dan moeten wij nog eerst spreken over dit bod.
Hoogachtend
Uw dw.
Scheltema & Holkema
|
-
voetnoot365
- De XXe Eeuw, 10e jrg., dl. IV, aflev.
10, oktober 1904, was aldus samengesteld: J. Everts Jr., Kommer, p. 1-31, aldaar gedagtekend Januari 1903; L. van Deyssel,
Badplaats-schetsen, (Fragmenten uit een ‘Humoreske’),
p. 32-51 [niet herdrukt: zie in verband daarmee, over de Badplaats-schetsen, in hun geheel: Harry G.M. Prick, De Adriaantjes/Een onderzoek naar wording en achtergronden van Van
Deyssels Kind-leven, Amsterdam, 1977, p. 38-67]; Joh. H. Been, Alva's bril, p. 52-64; Giza Ritschl, Liederen, p. 65-67; Is. P. de Vooys, Twee
gedichten (I, Wintermiddag, I, Sneeuwland), p. 68-72;
P. Brooshooft, Arm Java, p. 73-93, aldaar gedagtekend
's-Gravenhage, 13 Sept. 1904; F. van der Goes, De burgerlijke
pers over het Socialistisch Kongres, p. 94-119; Herman Teirlinck,
Avond, p. 120-137.
-
voetnoot366
- Blijkens Maurits
Uyldert, Dichterlijke strijdbaarheid, a.w., p. 175,
berichtte Verwey's advocaat op 2 november 1904 dat Scheltema &
Holkema niet hoger dan duizend gulden wilden gaan: ‘Wat hen betreft hebt U
tegen betaling van dit bedrag den gewenschten titel. Zij hebben nu nog aan
den heer Thijm geschreven, met verzoek hun mede te deelen of hij met die
verkoop aan u voor voormeld bedrag accoord gaat.’ Zie aldaar ook het
fragment van Verwey's brief aan H.P. Berlage, d.d. 31 oktober 1904.
|