264
28 december 1903
Albert Verwey aan Mr. H.J. Biederlack: (na gevraagd te hebben of Van Deyssel zijn
voorstellen wel goed begrepen had, ‘aangezien van een veld ruimen voor mij geen sprake is’): ‘Ik kan inderdaad de redactie niet meer
gezamenlijk met Thijm voeren, en als opzegging van de vennootschap door mij het
eenige middel is om ons te scheiden en de uitgevers en mij in staat te stellen
de verschijning van een goedbestuurd tijdschrift mogelijk te maken, dan wensch
ik dat middel aantegrijpen, en machtig ik u bij deze.’ (Conform Maurits Uyldert,
Dichterlijke strijdbaarheid, a.w., p. 299).