257
[niet verzonden omdat na voltooiing Tak's brief van 13 december
1903 binnenkwam]
Baarn, 14 December 1903
Waarde Tak,
Gaarne zoû ik van U, - of van den secretaris der Redactie - eens hooren of het
aan de Kroniek in het laatst van November door mij gezonden
stuk in een of meerdere der eerstvolgende nummers zoû geplaatst kunnen worden.
Ik herinner mij niet of ik U er bij schreef, dat de wensch om spoedig iets in
boekvorm uit te geven een der redenen was waarom ik aan verschillende
tijdschriften buiten de XXe E. bijdragen heb gezonden.
Maar daar dit zoo is, veroorloof ik mij U te verzoeken de plaatsing, geheel of
gedeeltelijk, der gezonden copie niet uit te stellen òf mij het stuk terug te
willen sturen. Zoo dit beter uitkomt, kan zeer wel slechts de helft of een nog
kleiner deel van het gezondene, met uitsluiting van het overige, in de Kroniek worden geplaatst.
Kan niet het geheele stuk in een of meerdere nummers spoedig geplaatst worden
maar wel een gedeelte, dan verzoek ik U mij de copie terug te zenden. Ik zal dan
aangeven waar het best een scheiding kan worden gemaakt en U het dan kleinere
stuk onmiddellijk retourneeren.
In de zaak van het scheidsgerecht, waarover wij bij onze laatste ontmoeting
spraken, is vertraging gekomen, 1e door dat de tegenpartij de vraag, in mijne
formuleering, weigerde als de juiste te erkennen; 2e door dat de tegenpartij een
poging heeft gedaan om het tot een gerechtelijke zaak te maken.
Alles samen genomen, zoû het mij nu misschien het best lijken indien er een
vergadering der vijf betrokkenen plaats had, - 3 arbiters, Verwey en ik, - waar
mondeling alles behandeld kon worden en de arbiters te kennen kunnen geven welke
inlichtingen zij nog meer zouden verlangen. Dit ben ik van plan dezer dagen aan
de uitgevers der XXe Eeuw voor te stellen. Ik hoop dat Gij dit
ook de beste oplossing zult vinden. -
Heel aangenaam was het ons U eind November hier te zien. Gij moet het nog eens
herhalen.
Met vriendschappelijke groeten
de Uwe
K.J.L. Alberdingk Thijm.