een tweede gevolgd kan worden n.l. het geven
van betere artikelen aan andere tijdschriften, van mindere aan het eigen,
wenschen wij dat de mederedakteur het recht van beoordeeling der te plaatsen
artikelen krijge.
Met de meeste Hoogachting,
Uw dw. dr.
Scheltema & Holkema
|
-
voetnoot333
- De XXe Eeuw, 9e jrg., dl. IV,
aflev. 12, december 1903, was aldus samengesteld: L. van Deyssel, Het Ik, Schepper der Wereld (Heroïesch-individualistische
Dagboek-bladen van een twintigjarige, p. 267-284, laatstelijk
herdrukt [zie noot 321], p. 119-138; C. Pekelharing, Gezag, p. 285-304, gedagtekend Terwolde bij Deventer; Een
brief van Jacob Geel, uitgegeven door Albert Verwey, p. 305-313;
Is. P. de Vooys, De knaap en de roos, p. 314-315; Alex.
Gutteling, Gedichten (Zang, Verzet, Opstanding, I, II en
III, Chrysanten), p. 316-322; Adolf Herckenrath, Twee gedichten (I, Zoo onverwacht, als een
dood-moe heraut, II, Open uwe oogen, die zich langzaam
sloten), p. 323-324; Nico van Suchtelen, Sonnet (De
stortstroom die de bergen af komt springen), p. 325; Aleida van
Pellecom, Schetsen (Baron van Asperen tot Zevenhuizen, Freule
van Wemeldingen), p. 326-334; L. van Deyssel, Uit ‘Het
leven van Frank Rozelaar [voorzien van de noot: ‘Vervolg van het
gedeelte van dit werk opgenomen in de XXe Eeuw van
Februari 1903.’], p. 335-360; G. van Hulzen, Najaar, p.
361-366; Ary Prins, De heilige tocht, p. 367-371; Kunst: A. Pit, Hollandsch beeldbouwwerk,
p. 372-376; J.C. Hol, Muziek: De Wagner-opvoeringen in het
Prinz-Regenten-Theater, p. 377-387; Boekbeoordeelingen: Albert
Verwey [over] Dr. G.W. Kernkamp, Van Wagenaar tot
Fruin/Rede uitgesproken bij aanvaarding van het Hoogleeraarsambt aan de
Rijksuniversiteit te Utrecht op den 19 den October 1903 - Haarlem, H.D.T.
Tjeenk Willink & Zoon, p. 388-389, [en] Moderne
Kunstwerken. Maandschrift onder redactie van H.P. Bremmer. - Meiners Album: 10 Lichtdrukken, - Jean van
Goyen: 10 Photogravures. Uitgaven van W. Versluys, p.
389-393.
-
voetnoot334
- Blijkens Maurits Uyldert, Dichterlijke
strijdbaarheid, a.w., p. 297, luidde die vraag: ‘Zijn de
handelingen van den Heer Alb. Verwey in zake het conflict Van Eeden-Van
Deyssel in September-December 1902 niet van dien aard geweest, dat daardoor
de vriendschappelijke en vertrouwensvolle verhouding, die tusschen de twee
redacteuren van een zelfde tijdschrift onmisbaar is, tusschen de Heeren Van
Deyssel en Verwey, door toedoen van den Heer Verwey, onmogelijk is
geworden?’
-
voetnoot336
- Uit deze meervoudsvorm laat zich afleiden dat Scheltema
& Holkema er lucht van moet hebben gekregen dat weldra bijdragen van
Van Deyssel zouden verschijnen in De Gids van januari 1904, in
Groot-Nederland van januari 1904, in De Nieuwe Gids van maart en juni 1904,
in De Kroniek van 30 januari en 6 februari 1904. Op het tijdstip van 2
december 1903 konden Van Deyssel geen andere publicaties, buiten De XXe
Eeuw, ten laste worden gelegd dan in het Algemeen Handelsblad van 30 maart
1903, avondblad, tweede blad, het artikel Een monument voor
Emile Zola, voor de eerste maal herdrukt in de Achtste
bundel Verzamelde Opstellen, Amsterdam, 1905, p. 73-78; zie in dit
verband ook de oproep van het Nederlandse Zola-comité in De Kroniek van 28
maart 1903, ondertekend door dr. A. Aletrino, Charles Boissevain, Cyriel
Buysse, Mr. Frans Coenen, L. van Deyssel, Prof. A.P. Fokker, J. Funke, F.
van der Goes, Mr. J.N. van Hall, Prof. A.G. van Hamel, Mevrouw Henriette
Roland Holst, Prof. A.A.W. Hubrecht, Mr. H. Louis Israëls, Jozef Israëls, F.
Smit Kleine, J. de Meester, Fr. Netscher, W.G. van Nouhuys, Prof. J.
Oppenheim, Mr. A.A. de Pinto, Mr. L.J. Plemp van Duiveland en Prof. Hector
Treub. Recentelijk echter had Van Deyssel meegewerkt aan De Nieuwe Gids van
december 1903. Zie in dat verband Harry G.M. Prick, De
Adriaantjes/Een onderzoek naar wording en achtergronden van Van Deyssels
Kindleven, Amsterdam, 1977, hoofdstuk VI, De
publicatie van de Adriaantjes (p. 441-450). Dat Van Deyssel ook aan
Vlaanderen/Maandschrift voor Vlaamsche letterkunde
wilde meewerken, blijkt uit deze hem op 2 december 1903 vanuit Ukkel door August Vermeylen toegerichte brief: ‘Waarde Heer Thijm, Dura lex; de
uitgever eischt dat we alleen bijdragen van Vlamingen opnemen! Laatst werd
de vraag nog eens te berde gebracht: wij hadden artikels ontvangen van twee
bekende Hollanders, over Vlaamsche toestanden en Vlaamsche boeken: te dier gelegenheid werd met van
Dishoeck geconfereerd, maar 't gevolg was, dat de “princiepen” nog vaster
stonden dan voorheen.
Gelieve te verschoonen dat ik U niet dadelijk
antwoord gaf: ik lig in een maalstroom van werk, en kan nauwelijks mijn
hoofd boven houden... De aarde draait zoo rap sinds eenigen tijd! Met
genegen groet, en - tot ziens! uw Vermeylen.’
|