De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
118Noordwijk/Zee 20 April 1900
L. Klaver verzoekt mij om een stukje dat ik meen ik aan jou heb terhandgesteld.
Waarde Vriend, In de eerste plaatst spreek ik mijn hoop uit dat je stilzwijgen over je gezondheidstoestand niet aan verslechtering moge zijn toeteschrijven. Je verblijf, gis ik, dat bij Boutens was. Op kort of lang bezoek? Wat verder de transactie betreffende zijn verzen aangaat, die heeft mijn volkomen instemming. Ik stel voor de bijdrage in Juli te plaatsen en zal Groesbeek verzoeken hem de dertig gulden 1 Mei te sturen. B's laatste verzen in de Gids, en ook deze die je me zendt, zijn duidelijk een vooruitgang. Ik vind het dus gewenscht dat hij niet maar dezen eenen keer maar voortdurend met ons meewerkt. Altijd verondersteld dat hij het zelf ook gewenscht vindt. Doet hij dat dan zou zonder twijfel, ten vervolge op deze aanknooping, een overeenkomen te treffen zijn waarbij het hoogste, de geestelijke samenwerking, bereikt werd, en het geldelijke aan geen van beide zijden te groote schade leed. Ik zal heel graag zien dat de onderhandelingen door jou gevoerd worden. Je weet dat een beslissing omtrent hoogere honoraria dan ƒ2,50 p.p. alleen in overleg met de uitgevers kan genomen worden. Er is nog de kwestie Rabbie. Als wij daar in den beginne een klein honorarium voor hadden vastgesteld, zou ik nu in mijn schik zijn. Daar het niet zoo was heb ik het Groesbeek gemeld, en erop gerekend bij het samenstellen van het Meinummer. Waar wij met 9 vel volstaan konden bevat het 11. Bovendien vind ik strikt genomen de kostelooze uitgaaf van een eersteling van dien omvang en van betrekkelijke waarde, voldoende honoreering. Wat dunkt, je? Ik hoop op een spoedig gesprek met je.Ga naar voetnoot195 Je vriend
Albert Verwey |
|