beginnen? Kobus zeide mij voor die aflevr.
aan den arbeid te zijn.Ga naar voetnoot179 Tusschen 15 Oktr. en 7 Nov. heb ik aan een kritiek-opstel
geschreven, genre ‘Het Treurspel Ghetto’. Dit zal niet voltooid zijn voor over
eenige maanden.Ga naar voetnoot180 Ander werk nog in wording. Ongesteld.
Hartelijke groeten, Karel
|
-
voetnoot177
- Guido Gezelle was op 27 november 1899
te Brugge overleden.
-
voetnoot179
- Het Tweemaandelijksch
Tijdschrift, 6e jrg., aflev. 1, januari 1900, opende met een redactioneel
[door Verwey geschreven] woord in memoriam Guido Gezelle, p. 1-2. Daarna
volgden van Henriette Roland Holst, Verzen, p. 3-20: I,
Zoo is dan voorbij en voortaan zal (p. 3), II, Wanneer ons hoofd helder is in den morgen (p. 4), ii, Maar als de matte dampen 't lijf weer
vlieten (p. 5-6); I, Op de kentering der tijden
geboren (p. 7-8), II, O nieuwe stem en toch niet
vreemd geluid (p. 9); ‘Der getijden loop’: I, Toen god
het wilde, werden wij geboren (p. 10), II, Den winter
lang, lagen de boome' en lag (p. 11), III, De lente
bracht een warm inwendig beven (p. 12), IV, Landwaarts
streek d'avond neer op groene reepen (p. 13), V, De
hemel spant zijn tent, die blankt en blauwt (p. 14), VI, Lente vloog aan met suizende gebaren (p. 15), VII, De strijd is zoet aan 't hart bij oogenblikken (p. 16),
VIII, Van zomerlippen nu glijdt in gelijke (p. 17), IX,
In de berglanden waar mijn voetstap stijgt (p. 18), X,
De bladren werden oud, dunden en dorden (p. 19), XI,
De grond vergat reeds lang de gouden schoven (p. 20);
Jac. van Looy, Feesten VI [nadien getiteld De
maaier], p. 21-51; Albert Verwey, De ware karbonkel of
de slang met de kroon?, p. 52-65, herdrukt in Luide
Toernooien, Amsterdam, 1903, p. 75-100; J. de Meester, Het avontuur van David Zangvogel, p. 66-73; G. van Hulzen, Ontredderd [voorzien van de noot: Uit den tweeden bundel
Zwervers, die dit jaar bij Valkhoff en Van den Dries
te Amersfoort zal verschijnen], p. 74-97, aldaar gedagtekend Montreux,
October 1899; Albert Verwey, De heelal-spiegel:
Voorafspraak [gevolgd door:], I, Onder de buiging van den
duinweg schuilen, II, In 't eerste licht dat nog door
neevlen schijnt, III, De zilvren nevels woeien even
open, IV, De bloemenvelden nu hun kleur doen
prijken, V, Naar alle zijden ligt nu als een tuin,
VI, Onder den hemel ligt de wereld open, p. 98-104,
laatstelijk herdrukt in O.D., I, p. 343-346, als de
afdeling die de bundel Dagen en daden opent; Karel van de
Woestijne, Gedichten: I 'k Ben eenzaam-droef,
in 't geel-teer avond-dalen..., II, Wie weet, en zal
mijn liefde in u niet dalen, kind, III, Hoe zal mijn
woord uw stil bewegen streelen, IV, Gij zijt de goede
vrouw ter drempel mijner dood, V, Kom, laat ons gaan
door 't land der herfsten... Ooftbeladen, VI, Herinneringen, kind, uw wit gelaat, VII, Thans is het
uur dat schaûwen zwijgen, p. 105-111; J. Stoffel, Op
den verkeerden weg, p. 113-148, aldaar gedagtekend Deventer, 14
december.
-
voetnoot180
- Bedoeld is het opstel over Stille wegen, door E.S., Haarlem, 1898, verschenen in het
Tweemaandelijksch Tijdschrift, 6e jrg., aflev. 5, september 1900, p.
198-229, en voor de eerste maal herdrukt in L. van Deyssel, Vijfde bundel Verzamelde Opstellen, Amsterdam, 1900, p. 51-86.
Achter de letters E.S. verschool zich Klasina Christina Boxman-Winkler. Over
haar: Karel Reijnders, Couperus bij Van Deyssel/Een chronische
konfrontatie in beschouwingen, brieven en notities, Amsterdam,
1968, p. 265-267 en p. 621-622.
|