Woord vooraf
Nog juist in de laatste maand van 1986, op de valreep van het jaar waarin het
op zondag 8 maart 1987 een halve eeuw geleden zal zijn dat het leven van
Albert Verwey een einde nam, is - met de verschijning van het derde en
laatste deel van De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel
en Albert Verwey - de uitgave voltooid van de in april 1884
begonnen en zich tot in de beginjaren van deze eeuw uitstrekkende
correspondentie: eerst tussen twee Tachtigers, daarna - sedert september
1894 - tussen de beide redacteuren van het Tweemaandelijksch Tijdschrift,
dat met ingang van januari 1902 De XXe Eeuw zou gaan heten.
Hoezo er drie jaar later, door toedoen van Van Deyssel, een definitief einde
aan de vriendschap moest komen, waarna ieder zijn eigen weg ging: Verwey als
redacteur van het door hem in januari 1905 opgerichte maandschrift De
Beweging, Van Deyssel als redacteur van de tot januari 1909 door hem
voortgezette XXe Eeuw, - dat alles is afleesbaar uit de brieven en
documenten, in dit derde deel samengebracht en geannoteerd. Van nu af aan
liggen de contacten, tussen Albert Verwey en diens nog niet tenvolle één
jaar oudere vriend Lodewijk van Deyssel, gedetailleerd vast. Aan de hand van
dit ‘instrument de travail’ kan de literatuurgeschiedschrijving, kunnen de
toekomstige biografen van Verwey en van Van Deyssel optimaal uit de voeten.
Dat geldt ook voor de bezorger van deze briefwisseling. Wanneer het hem nog
gegund zal zijn het levensrelaas van Lodewijk van Deyssel te boekstaven, zal
hij - toegekomen aan de vastlegging van de vriendschap die Van Deyssel met
Verwey verbonden heeft - op geen andere documentatie kunnen terugvallen dan
die welke hij zelf samenbracht in de drie delen van hun briefwisseling.
Alleen na de voltooiing van de ordening en beschrijving, respectievelijk het
toegankelijk worden van het Albert Verwey Archief, ondergebracht in de
Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, kunnen nog brieven en documenten
boven water komen die eerder door Maurits Uyldert
en nadien de tussen 1980 en 1987 door mij bezorgde, op enigerlei wijze
zouden kunnen nuanceren danwel aanvullen. Niet enkel daarom mag wel zeer
worden gehoopt, dat er gelden beschikbaar zullen komen die de voortzetting
van het tot dusver zo vruchtbaar verlopen Project repertorium
brieven Albert Verwey mogelijk zullen maken. In de persoon van
mevrouw Drs. Marijke Stapert-Eggen breng ik graag op deze plaats dank voor
de mij betoonde hulpvaardigheid van wie bij dit project betrokken zijn.
De in dit deel openbaar gemaakte brieven en documenten maken het de lezer
mogelijk vanaf januari 1899 de dreiging van een breuk tussen Van Deyssel en
Verwey en, tenslotte, die zich definitief voltrekkende scheiding der geesten
van heel nabij en in alle stadia mee te beleven. Ondanks die even
onvermijdelijke als betreurenswaardige anti-climax in de betrekkingen tussen
twee erflaters van onze cultuur, kon dit derde en laatste deel toch nog
worden afgesloten in een alleszins positieve zin. Zoals Albert Verwey in
1911 niet aan Van Deyssel onthouden heeft wat hij in Uit ‘Het
leven van Frank Rozelaar’ als belangwekkend en bewonderenswaardig
onderkende, zo schreef de tweeënzeventigjarige Van Deyssel, twee dagen na
Verwey's heengaan, met grote warmte over Verwey's een-delige Vondel-editie. Een dag later is de cirkel geheel
rond,