De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
273Baarn 28 Januarie 1898.
Amice, Van Nu en Straks is je toegezonden. Voor de verleiding van je bezoek-voorstel zal ik nogmaals niet bezwijken. Ik neem de vrijheid je, wat de moeilijkheden met het Tijdschrift aangaat, onze briefwisseling van November in herinnering te brengen. Ik heb je, meen ik, in die maand geschreven, dat ik tot 1 April afgezonderd zoû blijven en je mijn volmacht aanbood wat mijn aandeel in het Tijdschrift-beheer aangaat; waarop je zoo goed waart mij te andwoorden, dat je die volmacht aannam. Omstreeks dien tijd meldde ik je ook de onverzettelijkheid van mijn afzonderingsplan. In der daad is het mij ernst liever te zullen sterven dan die afzondering te breken. Het zoû mij intusschen toch zoo leed doen indien ik je hierdoor in 't minst griefde! Denk eens aan: indien ik nu toch werkelijk tot April op Sicilië was, zoû het toch ook zoo zijn. Ik ben aan 't werk, wel niet zoo goed als ik zoû wenschen, maar beter dan sinds lang. Ik ben eigenlijk, merk ik nu, al die jaren wanhopig geweest. En de... laat ons het auto-suggestie noemen, dat een bezoek mijn werk-vermogen zoû breken, is zóo sterk, dat het werk-vermogen door die kracht feitelijk gebroken zoû worden, ook al is het ‘maar’ auto-suggestie. Geef je niet de moeite mij uitvoerig over iets van het Tijdschrift te schrijven. Ik geef je de verzekering dat ik eens-gezind met je ben. - Wil ook de levenskunst in mijn streven waardeeren. Ik stel mij voor hoe prettig, na zoo lange scheiding, wij, het zij te Noordwijk het zij te Baarn zullen ‘verliefd’ verpooze' in aardsche schemering’.Ga naar voetnoot698 Ik vind, tusschen twee haakjes, in die ‘Oorsprongen’ eenige van de schoonste door je gemaakte verzen. Ik weet nog niet of ik iets voor Maart zal hebben, misschien over Prikker, Prins en Heyermans.Ga naar voetnoot699 Hartelijke groeten aan jullie beiden. Adieu.
Karel Alb. Th. |
|