203
Noordwijk/Zee
28/1/'97
Amice, Stuur een en ander naar Groesbeek. Ik kom daar Zaterdag.Ga naar voetnoot600 Je schrijft niet of alles goed blijft gaan, met Cateau meen ik.
Ik werk veel en verzuim alles. O.a. je tijdschriften. Beste groeten, ook van K.
Albert V.
|
-
voetnoot600
- 30 januari 1897. Vanuit Amsterdam bezocht Verwey Van Deyssel op
zondag 31 januari. Op die datum deden ook Willem
Kloos en Anna Fles Villetta aan, echter op een
tijdstip waarop Verwey weer huis-waarts was gekeerd. De Utrechtse spraak- en
zanglerares Anna Fles (1854-1906) was nog eens komen praten over een plan
dat zij voor de eerste maal schriftelijk ontvouwd had op 6 oktober 1896:
‘Eenige weken geleden was ik in gezelschap met een stuk of wat intelligente,
belangstellende menschen, en toen werd er gesproken over gebrekkige kennis,
slechte ontwikkeling, over onvolledig weten in zake literatuur, en dat alles
eindigde met de verzuchting: “waarom geeft nu Van Deyssel niet eens een
college over literatuur, onverschillig over welke, uit
welken tijd, uit welk land, - alles wat hij geven zou, was
voor ons een weldaad, 't zou ons zoo helpen.” Van middag werd er weer over
gesproken, en nu schrijf ik 't je toch even. Als ik alles goed naga zou 't
zoo'n goede daad van je zijn, als je tot zoo iets kondt besluiten. 't Zou
een reeks lezingen, colleges, moeten zijn, bijv. tien, of iedere week, òf om
de 14 dagen. Je weet niet, hoe weinig 't opdiept als een Hooggeleerde (althans een Utrechtsche) zoo iets onderneemt. Ik heb
wel eens zoo'n echt college aan de academie bijgewoond...
Etha ook, van een ouderen Hoogleeraar,-heusch 't is zoo onmogelijk van
sufheid en saaiheid. -Het zou voor de studenten, die zich nu vanzelf met het
voedsel van hun meesters moeten geneeren, zoo'n verkwikking zijn, eens
heelemaal iets anders te krijgen. -Denk er eens over, en als je't mogelijk
lijkt, laat mij dan weten, opdat ik eerst eens informeer naar de kans op
deelneming.’ Vgl. deze klacht over de toenmalige hoogleraarlijke sufheid en
saaiheid met soort-gelijke, zij 't heel wat drastischer verwoorde,
verzuchtingen van Aegidius W.Timmerman in diens Tim's
herinneringen. Met een nawoord en voorzien van aantekeningen,
bezorgd door Harry G.M. Prick, Amsterdam, 1983, p. 151-153 en p.
260-264.
|