De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
199Baarn 22 December 1896.
Amice, Toen gisteravond je brief kwam, wist ik nog niet dat er eert stuk van den WelEd. Zeergeleerden Heer Van Deventer over mij in het Weekblad stond,Ga naar voetnoot592 want ik had dat nog niet ingezien. Het zwakke er van lijkt in 't bizonder de in haar algemeenheid wat boute uitspraak dat mijn werk eenvoudig niet goed literair werk zoû zijn. Maar het wordt onhoudbaar zwak door dat hij slechts drie menschen noemt bij wier werk het mijne zoû ten achter staan.Ga naar voetnoot593 Want indien mijn werk niet goed is, is dus het werk der zeven-en-dertig tijdgenooten die náast of áchter mij komen, óók niet goed of nog slechter. Het is echter, behalve om den persoon van den schrijver en het lage stijltje over 't geheel niet weinig ridikuul, en behalve voor zíjn doen nog zwak, - ook perfide. In zijn aanleiding en in zijn doel. Je moet namelijk weten dat er aan zijn schrijven-tegen-mij, dat, met de Kroniek-artikelen er bij,Ga naar voetnoot594 nu welhaast de allures van een campagne gaat aannemen, - een kleine gebeurtenis tusschen mij en hem is voorafgegaan, waarbij zijn ijdelheid waarschijnlijk gekwetst is geworden. Toen heeft hij mij éerst op mijn woord laten beloven dat ik aan niemant vertellen zoû wat er gebeurd was en onmiddellijk daarna is hij zijn aanvallen begonnen, mij op die wijze de gelegenheid afsnijdende de oorzaak zijner boosheid, zij 't ook alleen maar in persoonlijk gesprek, te noemen. Dit voor de aanleiding. En de perfidie in de bedoeling is het wantrouwen in de deugdelijkheid van een schrijver, dat hij wekt bij het ‘groote-publiek’. Daartoe dienen de krasse en eenvoudige uitspraken, die ieder-een terstond begrijpt. | |
[pagina 213]
| |
Juist om dat men hem zich denkt als tot de Nieuwe-Gids-groep behoord hebbende en hij door zijn schijnbare veelzijdigheid bij den geestelijk minderen man een zekere reputatie heeft, - heeft hij meer invloed dan een dergelijke schrijver ánders zoû hebben. Ik had nooit vermoed dat er achter zooveel dufheid en glazigheid zooveel ijdelheid en ook een tikje valschheid kon schuilen. - Tot mijn bevreemding heb ik gemerkt, dat ik mij zoo iets meer aantrek dan ik mij zelf graâg bekennen wil.Ga naar voetnoot595 Maar dit ligt aan dingen van de praktijk. Ware ik een gefortuneerde celibatair in plaats van een misdeeld huisvader, het zoû mij, geloof ik, minder ráken. Want het oordeel van eenige aan V.D. zoo zeer superieuren kennende, - wat behoort het zijne mij dan onverschillig te zijn! - Je handeling van opkomst vind ik zeer edelmoedig en mij sympathiek. - De proef van mijn stukje over Drogon, had ik al. Je bezoek in '97 gaarne te gemoet ziende, en met vriendelijke groeten,
t.t. Karel Alb. Th. |
|