De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd159Baarn, 15 Maart 1896.
Amice, Met den drukker moeten wij, dunkt mij, zien overeen te komen, dat we bevoegd zijn langdurig kopie gezet te laten staan voor zij afgedrukt wordt. Bij een periodieke uitgave als een tijdschrift is dat noodig, en ook heb ik het steeds zoo gevonden: bij Nederland,Ga naar voetnoot505 Eigen HaardGa naar voetnoot506 enz. Stuurde ik ineens iets in dat b.v. in acht maal geplaatst werd, dan kreeg ik het toch ineens in proef; zoo dat de grootste helft maanden bleef liggen. Ik begrijp niet waarom Groesb. je de Roosdorpjes zond met een toornig briefje. Ik had allerminst de bedoeling ze voor de Maart-aflev. te bestemmen. Ik vind al deze kleine bijdragen van Roosdorp van heel weinig beteekenis, maar ik vind | |
[pagina 173]
| |
ze góed, zuiver, zonder valschheid er in. Daar ik hem geschreven heb, dat ze allen aanvaard waren, zullen ze geplaatst moeten worden. In tegenstelling met mijn houding ten opzichte van Verburghs Ideologische Parallel, had ik over deze stukjes onmiddellijk een vaste meening en meende dus ook niet buiten mijn bevoegdheid te gaan. (Zij kunnen echter nog zeer lang blijven liggen.) Wij kunnen als ‘belangrijke novell. bijdr.’ in Mei dan Coenen of Buysse plaatsen. De laatste zal het beste zijn. Ik heb nog stukken van Verburgh en een tweede van HartogGa naar voetnoot507 liggen, die, schijnt mij, beide bruikbaar zijn. Borel heeft mij verzocht zijn geheele Prikker-handschrift aan Prikker te zenden. Ik schreef Prikker over G. maar hij antwoordde niet. Neen, met Versluys zijn zij juist nog níet klaar. De Regnier doe ik je geworden. Wat spijt het me dat je minder goed bent geweest in den laatsten tijd. Gelukkig begint over 6 dagen de lente. Ik zoû héel graag, als 't jullie schikt, in de Paaschvakantie weêr een paar dagen komen. Dag! K.A. Th. |
|