Nieuwe Verzen, Boeken, Couperus (Williswinde) en Hel.
Swarth.Ga naar voetnoot422
Ik heb Kobus' nieuwe feest gelezen. Is dat een parodie van Johannes Viator?Ga naar voetnoot423 Jelgersma vroeg of hij een zestal blz mocht voor een
weerlegging van iemand.Ga naar voetnoot424 Ik
heb hem gezegd dat wij vol waren, maar als hij ze als ingezonden stuk wou
sturen, dus geen honor. krijgen, dat wij 't dan wel konden doen. Het stukje van
mijn zwager,Ga naar voetnoot425, de vorige keer
uitgesteld, is 11 blz. Als jij nu ook nog wat geeft zijn we klaar. O ja, enkele
losse sonnetten van juffr. Drabbe etc. en als 't zoo gebeurt van Jet v.d.S.
Wij gaan overmorgen naar Haarlem. Schrijf me dus daar eens? Hoe ben je? Wat doe
je? Bonger (wie is Bonger?)Ga naar voetnoot426 had aan Nijhoff verteld dat je aan
een roman schreef.Ga naar voetnoot427 Geluk dus. Je
Alb. V.
|
-
voetnoot421
- In dit boek
afgedrukt onder 130A. De bespreking verscheen in De Kroniek van 1 december
1895.
-
voetnoot422
- Albert Verwey, [bespreking van]
Willem Kloos, Nieuwe Verzen, W. Versluys, Amsterdam, 1895;
H.J. Boeken, Goden en menschen, W. Versluys, Amsterdam,
1895; Louis Couperus, Willeswinde, L.J. Veen, Amsterdam,
1895; Hélène Lapidoth-Swarth, Blanke duiven, P.N. van
Kampen en Zoon, Amsterdam, 1895, in Tweemaandelijksch Tijdschrift, 2e jrg.,
aflev. 3, januari 1896, p. 538-539, 539-541; 541-542; 542-543.
-
voetnoot423
- In een belangwekkende brief van 1 januari 1896 schreef
Van Eeden aan Van Deyssel, onder (veel) meer:
‘Ik wist van morgen niet hoe ik 't had, toen ik de aflevering inkeek van 't
Tw. T. en ik ben nog onder den indruk. Het was een fameuze verrassing. (...)
Wat een oolijkert en wat een geniale vent [Jac. van Looy-H.P.]. Het is een
schitterende editie van Jean Paul. Het is van alles, een superbe Multatuli,
een groote André Jolles, het is een mirakel en het is toch Kobus. (...) Er
zit veel van jou in, van de Apocalyps en veel van Johannes Viator, rhythmen
en beelden en wendingen. Het lijkt zelfs op een parodie van 't laatste
boek.’ (De briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Lodewijk
van Deyssel, a.w., p. 294). Over de interpretatie van deze bijdrage
van Van Looy, circa de helft van het ‘Eerste boek’ van wat later De Wonderlijke Avonturen van Zebedeus zou heten, zie
laatstelijk L.M. van Dis, Jacobus van Looy als schrijver van
‘De Wonderlijke Avonturen van Zebedeus’, Groningen/Djakarta, 1952
en P. Minderaa, Kanttekeningen bij Van Looys Zebedeus, in
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse
letterkunde, 1969-1970, Leiden, 1971, p. 25-42, naar aanleiding waarvan
ik in 1977 als stelling V bij mijn proefschrift over De
Adriaantjes formuleerde: ‘Evenals eerder reeds R. Savrij-Post en
L.M. van Dis ziet ook P. Minderaa ten onrechte in de door Jac. van Looy (De Wonderlijke Avonturen van Zebedeus, Amsterdam, 1925, p.
40) ten tonele gevoerde “vervaarlijke Vorsch” een “kritische karikatuur” van
Louis Couperus.’
-
voetnoot424
- D.G. Jelgersma, Causaliteit, in Tweemaandelijksch Tijdschrift, 2e jrg., aflev. 3,
januari 1896, p. 528-537, aldaar gedagtekend Amsterdam, Dec. '95.
-
voetnoot426
- Andries Bonger
(1861-1936), assuradeur en collectioneur van Emile Bernard, Vincent van Gogh
en Paul Cézanne, maar bovenal van het litografisch werk van Odilon Redon.
Zie Harry G.M. Prick, Frans Erens in zijn brieven aan Andries
Bonger, in Juffrouw Idastraat 11, jrg. 6, no. 2, p. 14-18; jrg. 6,
no. 3, p. 8-12; jrg. 7, no. 1, p. 22-28; jrg. 7, no. 2, p. 23-27; Juffrouw
Ida, jrg. 8, no. 1, p. 5-9; jrg. 8, no. 2, p. 20-25; jrg. 9, no. 1, p.
16-24; jrg. 10, no. 1, p. 29-35.
-
voetnoot427
- Van Deyssel schreef op dat tijdstip
niet aan een roman, maar werkte aan een drama in verzen over Napoleon. Zie
Harry G.M. Prick, De Adriaantjes/Een onderzoek naar wording en
achtergronden van Van Deyssels Kind-Leven, Amsterdam, 1977, p. 516,
noot 70 en p. 543-544, noot 134.
|