De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd112Baarn, 9 Oktober 1895.
Amice, Van S. Muller heb ik nog geen andwoord. Als hij vóor den vijftienden komt zoû ik er wel vóor zijn hem in de Nov.-aflev. te plaatsen. Jelgersma behoeft daarom niet te vervallen, daar Hartog goed kan uitgesteld, nu wij, als novellistiek, toch Emants hebben. Komt Muller dus, dan zoude, in verband met je 8 Oktr. brief, de inhoud aldus kunnen zijn:
Wij hebben dan nog over:
In geval Goes tijdig met zijn Fruin komt, en korter is of de omvang der nog niet ontvangen stukken onjuist geraamd blijkt, kan de 161 wat overschreden worden en van Prikker misschien nog wat vallen. - Je geeft in je Inhoudsopgave op alleen ‘Verzen De Vooys 6’. Sta mij toe je naar aanleiding hiervan in herinnering te brengen, dat je eerst ongeneigd was iets van mijn protégé Boutens op te nemen (waarbij ik mij zeer wel kon neêrleggen); maar dat je daarna met even zoo veel woorden gezegd heb: wij kunnen wel eens een vel of zoo middelmatige verzen plaatsen, waarbij dan ook een paar van dien meneer Boutens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blad 1 van de drukproef van Van Deyssel's ‘Tot een
levensleer’, verschenen in het Tweemaandelijksch Tijdschrift van
november 1895.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarop heb ik aan meneer Boutens geschreven: in een der volgende aflev. v/h Tweem. Tijdschr. zullen verzen van U worden opgenomen. Indien je nu dus, in de November-aflev. die publikatie van verzen wilt doen,Ga naar voetnoot383 zal dat vooreerst waarschijnlijk niet herhaald worden, en zouden dus de verzen van Boutens daarbij gevoegd kunnen worden. Je begrijpt de situatie: Tegen het geheel weglaten van de verzen van dien Boutens had ik niets; maar nu je het eenmaal gezegd en ik het hem daarop geschreven heb, zoû het misschien goed zijn indien je bij je plan van dat vel of halve-vel ‘middelmatige verzen’ bleef, en kunnen wij niet goed Boutens weglaten. Ik zend je hierbij dat laatste vers van meergemelden Boutens. Zeer gegroet
Karel Alb. Th. |
|