Nederland, met het stuk van Jolles,Ga naar voetnoot287 en de brief van v. Deventer, ontving
ik graag van je terug.
Veel groeten, ook aan vrouw en zoon.
Je Albert Verwey
Ik sluit ook Borel in, en een Boekbeoord. van de Boer,Ga naar voetnoot288 waarvan ik wensch te weten of je ze plaatsbaar vindt.
BorelGa naar voetnoot289 doe ik ook erbij, misschien schrijf je er zelf iets over.
Tak vroeg me je Prozastukken aan te kondigen; ik heb hem niet meer kunnen sturen
dan twee volzinnen, waarin ik je overgang van het naturalisme naar een nieuw
heelal van kunstenaarsziening aanduid.Ga naar voetnoot290 Verder geen nieuws
tt
Alb. V.
|
-
voetnoot282
- Van Deyssel en zijn oudste zoontje Joopie
verbleven bij de Verwey's op Villa Nova van vrijdag 26
april, 12 uur 's middags tot donderdag-ochtend, 2 mei, kwart voor elf. Op de
dag van hun vertrek trof Verwey 's morgens op zijn schrijfbureau het
volgende briefje aan, daar 's avonds voor het slapen gaan door Van Deyssel
neergelegd: ‘Om in 't algemeen aan het maatschappelijk gebruik meê te doen,
en om, in 't bijzonder, ten eerste op hen niet den indruk te maken van
schriel en norsch te zijn en ten tweede hun mijn erkentelijkheid voor hun
zorg voor Joopie enz. eenigszins massief te laten merken, - zoû ik gaarne
aan je dienstboden [de gezusters Aal en Griet van Beveren - H.P.] bij mijn
vertrek een paar gulden fooi geven. Dit is echter voor mij een buitensporige
en ongewone uitgaaf. - Wat dunkt je hiervan?’ Verwey legde een paar gulden
bij dit briefje neer en schreef eronder: ‘Dat ik mijn gastheersplicht
kwalijk vervullen zou als ik toeliet dat je je in mijn huis een aangename
daad ontzegde, maar even kwalijk als ik gedoogde dat je je in je eigen huis
een noodzakelijke ervoor ontzei.’ Ik druk hier het oorspronkelijk document af en niet de door
Verwey uit het geheugen opgeschreven teksten zoals die geciteerd worden door
Maurits Uyldert, Dichterlijke strijdbaarheid, Amsterdam,
1955, p. 86. Vader en zoon reisden terug via Leiden
alwaar werd koffie gedronken bij Gerlof van Vloten. Van Amsterdam naar Baarn werd teruggereisd
in het gezelschap van Jozef en Isaac Israels. Thuisgekomen legde Van Deyssel
vast: ‘De Paasch-vakantie is nu geëindigd en heeft 5 dagen te lang geduurd,
die wij zullen inhalen door de groote-vakantie 5 dagen te verkorten.’
-
voetnoot283
- De ‘struikbegroeiden duinschoot’, waarvan ook sprake is
in de eerste regel van het zesde (van de tien) sonnetten ter gedachtenis van
Gerlof van Vloten; zie Oorspronkelijk Dichtwerk, dl. I, p.
521.
-
voetnoot284
- Deze brief van Van Deventer aan Verwey, d.d. 3 mei
1895, die nooit door Van Deyssel werd geretourneerd, werd eerder openbaar
gemaakt door Harry G.M. Prick, Lodewijk van Deyssel en Dr.
Charles M. van Deventer, in Handelingen XXIII der Koninklijke
Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis,
Brussel, 1969, p. 275-356; de betreffende brief a.w., p. 310-311. Van
Deventer is van mening dat Van Deyssel en Verwey de heer Lotsy meer hebben
‘laten zeggen, dan tot sieraad van uw tijdschrift strekt. Ook de heer De
Boer beteekent niet veel. De stukken van Jelgersma vind ik zeer interessant,
doch hadden zij niet beknopter kunnen wezen? Thans geef ik u het advies Dr.
Bierens de Haan uit te noodigen een studie te leveren over de uiteenzetting
en de beteekenis der Eleatische filosofie, en, niet te vergeten, van de
Eleatische paradoxen.’
-
voetnoot285
- Inderdaad verscheen het artikel van Jan Veth, Een
geschonden meesterstuk? [n.a.v. de Schuttersmaaltijd door
Bartholomeus van der Helst] in De Gids, juni 1895, p. 466-486.
-
voetnoot288
- T.J. de Boer, [bespreking van] Mario Pilo, La psychologie du
Beau et de l'Art. Traduit de l'Italien par Auguste Dietrich, Paris,
1895, in Tweemaandelijksch Tijdschrift, 1e jrg., aflev. 6, juli 1895, p.
429.
-
voetnoot289
- Een overdruk van Henri Borel, Wu
Wei/Studie naar aanleiding van Lao Tsz' filosofie, in De Gids,
maart 1895, p. 415-449. Op 25 maart 1895 had Van Deyssel aan Borel laten
weten: ‘Uw overige verzen zullen, zoo als ik u schreef, niet in het Tweemaandel. Tijdschr. geplaatst kunnen worden. Ik schreef
er niet bij waaróm die verzen niet geplaatst kunnen worden, om dat dit, meen
ik, van zelf duidelijk is. Bijdragen aan een Algemeen Tijdschrift kunnen
maar om twee redenen niet aanvaard worden. Ten eerste als zij te speciaal
zijn (over botanie b.v.); ten tweede, als zij niet goed genoeg zijn. Dit
laatste is het geval met de door u ingezonden verzen. Zelfs volgens den Heer
Van Eeden, die, meen ik, van de Hollandsche
letterkundigen het dichtst bij u staat, zijn uw verzen te zwak om gedrukt te
worden (niet alle, maar bijna alle). - Ik schrijf u dit zoo onomwonden
alleen om dat u mij daarom heeft gevraagd en mij gezegd er tegen te kunnen.
-’
-
voetnoot290
- Deze
aankondiging zou eerst het licht zien in De Kroniek van 1 december 1895. Zie
onder 130A.
|