De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd6014 Februarie l895. Baarn.
Amice, Boekbeoordeeling-De Boer zend ik Groesbeek. Mijn stuk ben ik aan 't korrigeeren. Prins heb ik Groesb. gezonden (6 blz., er komen er nog 2 bij). Laat Bolland de brochure-De Haan bespreken? Hij wil dat wel even doen. -Ga naar voetnoot221 Heb jij mijn stuk nu gelezen, in proef? Ik vind het voor een hoofdartikel wel wat inkohaerent en plaatste het eigenlijk liever als boekbeöordeeling. Maar het is voor 't Tijdschr. wenschelijk ook letterkundige hoofdartikelen te hebben. Erens heeft mij geschreven vóor de Maart-afl. 't een en ander te zullen zenden.Ga naar voetnoot222 Ook | |
[pagina 85]
| |
Coenen. Is er te veel, dan kan mijn stuk nog wel in tweeën (Het wordt, met de toevoegsels, 19 a 20 blz.) Daar heb ik niets tegen.
Je hebt zeker al gehoord dat Kloos 6 Februarie, dus juist op den dag der herverschijning van den N.G., naar 't Gesticht te Velp is vervoerd. Ik heb er verschrikkelijk meê te doen. Hij moet er erg aan toe zijn. Aldus schrijft mij namelijk de Direkteur der Inrichting zelf.Ga naar voetnoot223 Hoe 't nu verder met den N.G. moet, begrijp ik niet recht. Zeer gegroet t.t.
Karel Alb. Thijm.
't Is mijn weêr. Ik schrijf dagelijks íetsGa naar voetnoot224 en zaag hout.Ga naar voetnoot225 | |
[pagina 86]
| |
De eerste aflevering van de eerste jaargang, Nieuwe Reeks,
februari 1895, van De Nieuwe Gids onder redactie van Willem Kloos en
H.J. Boeken. Eerstgenoemde had aan deze aflevering drie uitgesproken
uitgelaten sonnetten bijgedragen: ‘O, nú ga ik, op licht-geschoeide
voeten, /Als een jong godje weêr door 't leven dansen/Na dit doodsdroef
jaar van lijden en boeten/En twijflend bereeknen van alle kansen’; ‘O,
ik ben zoo vroolijk; mijn lichaam gaat/Op 't rhythme van mijn zingen,
als waar 't bidden/En danst glorieuselijk jolig midden/Door de ruime
kamer henen...’; het derde ‘Pour Maurice Maeterlinck’ en gedateerd: le
24 Janvier 1895, hief aan: ‘Plus, plus subtil qu'une femme, et puis
douce/Comme douze femmes je voudrais être...’. De ironie van het lot
wilde dat Kloos, een dag of wat na de verschijning van deze aflevering,
zou worden opgenomen; zie noot 223.
|
|