51
Baarn, 18 Januarie '95
Amice,
De bezendingen uit Noordwijk heb ik in goede orde ontvangen. Hierbij mijn brief
aan Paap.Ga naar voetnoot193 Beveel mij aan voor eventuëele opmerkingen daarover en
terug-ontvangst.
Met groet,
t.t.
K. Alb. Thijm.
|
-
voetnoot193
- De betreffende
brief van Van Deyssel aan Mr. W.A. Paap, Keizersgracht 440 b/h Molenpad te
Amsterdam, werd op 21 januari 1895 gepost. Hij moet gehandeld hebben over
Willem Kloos, zoals zich laat afleiden uit
Paap's antwoord, d.d. 28 januari: ‘Wat je schrijven over Kloos betreft, kan
ik je tot mijn genoegen zeggen, dat niemand er aan gedacht heeft, jou in
dezen iets kwalijk te nemen. Ook al had je het niet geschreven, zou ik toch
begrepen hebben, dat gronden als die je opgeeft - ze zijn waarlijk gewichtig
genoeg - voor jou samenwerking als redacteur met Kloos onmogelijk maakten.
Kloos trouwens zal altijd ongeschikt blijven om met anderen samen te werken,
tenzij die anderen als knechtje fungeeren.
Of hij wat zijn intellekt
betreft weer geschikt zal wezen, om redacteur te zijn? Ik heb het gemeend en
hoop het nog. Ik erken, dat die zin een troebelen indruk maakt, maar na
alles wat er gebeurd is, durft men geen vierkante meening hebben, voor men
zwart op wit de bewijzen ziet in de eerstvolgende nummers. Ik zend Mej.
de Swart je brieven, meenende daardoor volgens je bedoeling te
handelen. Nog eens er is van dezen kant - ook niet door
Kloos zelf - geen oogenblik gedacht aan eenige onaangename wijze
van handelen van jou ten opzichte van Kloos. Hem je brieven te laten lezen
is daarom ook niet noodig, en daar hem de inhoud misschien onaangenaam zou
zijn (de twijfel n.l. aan zijn herstel) doe ik het maar niet.’ Op 6
januari 1895 had de rubriek Berichten van het weekblad De
Kroniek no. 2, p. 14, geopend als volgt: ‘Onder den ouden naam van De Nieuwe Gids zal Willem Kloos, door Boeken ter zijde gestaan, bij S.L. van Looy eerlang weer een
tijdschrift uitgeven. Na al wat gebeurd is, zal vooral met genoegen worden
vernomen dat Kloos zijn oude werk, dat der literaire kronieken, naar wij
hopen met de oude krachten zal hervatten. Het Tweemaandelijksch
Tijdschrift brengt een dikke en importante aflevering. Het
evenement is, dat Van Deyssel weêr is voor den dag gekomen met acht mooie
pagina's over “Proza van den laatsten tijd”. Moge dit de voorbode zijn van
zijn volledig herstel!’ Jac. van Looy een nieuw hoofdstuk ‘Feesten’ altijd
weer mooier dan wat voorging. Van der Horst spreekt recht over ons Tooneel
met sterk gemotiveerd vonnis. Verder lazen wij nog niet, de aflevering is
pas drie dagen oud. Er zijn verzen in van Mej. van der Schalk, van van
Weezel en Henri Borel. Proza van Aletrino, Van der Goes, Van Deventer enz.
enz.’
|