De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
gescheidens te zijn. Wij hebben de zaak toen nog met hem besproken. Als híj zoû schrijven, zoû híj immers ook honorarium krijgen. Het honorarium is het loon voor den arbeid des schrijvers. Maar geheel daar buiten doet de uitgever en doet de redaktie administratief werk dat ook beloond moet worden, en ik kan niet inzien waarom het werk van den uitgever eerder beloond zoû worden dan dat der redaktie. Nog daargelaten dat de uitgever onmiddellijk het voordeel heeft van de 20 boekhandelaars-percenten van de exemplaren der abonnés, die zich onmiddellijk bij hèm laten inschrijven. Ik ben echter niet dermate tegen die 5%, dat ik, als de uitgever bij zijn eisch mocht blijven en jíj 't goed blijven vinden, - er mij niet meê zoû vereenigen. - De kontrakten zal ik bezwaarlijk vóor 1 September kunnen terugzenden, daar ik er mijn rechtsgeleerden raadsman nog over zoû willen hooren (Paap), die op 't oogenblik in vakantie is. Laatst hoorde ik dat om zekere redenen een ‘Vereeniging’ de voorkeur verdient boven een ‘Vennootschap’. Heeft Tasman daar ook soms iets van gezegd? Híermeê meen ik je beide laatste brieven beändwoord te hebben. Met groet
K. Alb. Thijm |
|