Kloos of Tideman
schrijven dat je die kopie hebt afgestaan voor een op verzoek
van Versluys door de gezamenlijke eigenaren uit te geven N.G.
nummer, en niet wenscht dat ervan gebruik wordt gemaakt voor een nummer
uitgegeven door een andere combinatie.
Tak houdt voet bij stuk, zoodat het nu wel uit zal loopen op ontbinding van
de maatschap. Wij zullen trachten de medewerkers in elk geval bij elkaar te
houden.
Groet Kato en zeg haar dat onze eerste tand er gisteren was.
Veel groeten
tt
Albert Verwey
Volgens een brief van hem aan Goes, zal Van Eeden alles doen wat hij kan om
Kloos - Tidem. aan den eenen, Verwey aan den anderen kant de vernedering van
met hem weer in intellektueel verkeer te treden, te besparen. Dit is wat men
noemt spijtigheid.
|
-
voetnoot259
- Op 18 april 1894 had Herman Gorter Van Deyssel geschreven: ‘Ik
[breng] je nu schriftelijk de boodschap van Verwey over, dat hij je nog
in deze maand verwachtte’ (Enno Endt, Herman Gorter
Documentatie, p. 356). Aan die verwachting heeft Van Deyssel
echter geen gevolg gegeven. Op 19 april tekende hij in zijn dagboek aan:
‘Mijn voornemen is om deze maand uit hier nu nog geheele rust te houden,
dat wil zeggen: hier heelemaal niet per spoor vandaan te gaan. Vóor dat
ik hier in 't land weêr voor meerdere dagen achter-een-volgens, zoo als
onlangs te 's-Gravenhage en Haarlem, uit logeeren ga, moet ik eerst weêr
meer op krachten gekomen zijn, en, zonder zoo'n bizondere vermoeyenis
als gevolg, uitstapjes van éen dag kunnen maken.’
-
voetnoot260
- Op
deze datum schonk Verwey Van Deyssel ook een overdruk van de Spaansche reis, verschenen in Van Nu en Straks, jrg.
1893, no. 7/8, p. 1-25, laatstelijk herdrukt in Oorspr.
Dichtwerk, I, p. 202-212. Op dit met de middagpost ontvangen
schrijven werd nog op 1 mei 1894 door Van Deyssel gereageerd. Aan Pet
Tideman schreef hij: ‘Geachte Heer, Ik verneem dat een handschrift van
mij, behelzende een boekbeöordeeling over den roman Een
Passie door Maurits Wagenvoort, door een misverstand onder uwe
berusting is gekomen. Aangezien het niet mijne bedoeling is dit opstel
ter plaatsing in den Nieuwen Gids aan te bieden,
verzoek ik u dit handschrift naar Baarn te doen zenden of ten uwent ter
mijner beschikking te houden, waar ik het dan zal doen afhalen. Met
hoogachting verblijf ik Uw dw. K. Alberdingk Thijm.’ Naar aanleiding van
Tideman's naasting van Van Deyssels kopij, schreef Mr. H.J. Biederlack
op 10 mei 1894 aan Van Deyssel: ‘Amice, Vergun me, dat ik u bekend make
met twee artikelen van het Strafwetboek, waardoor Gij behoorlijke
genoegdoening kunt erlangen voor het schandelijk bedrijf van de heeren
van den “Nieuwen Gids”. [Volgt een uitvoerige uiteenzetting
over de te volgen gerechtelijke weg, waarna de brief eindigt:]
Wilt Ge Kloos en Boeken ook in de zaak betrekken, dan kunt Ge tegen hen dezelfde
klacht indienen als tegen Tideman. Maar ik vermoed, dat Ge daartoe geen
lust zult hebben, en Kloos als door hoogmoed en grootheidswaanzin
ontoerekenbaar, Boeken als willoos werktuig en volkomen inoffensief
beschouwt. Dan verhindert niets u, om die twee er buiten te laten, en
alleen het kwaadaardige Tideventje en den volstrekt inexcusabelen
Versluys te doen boeten voor het bedreven kwaad.’ Zie voorts F. van der
Goes, Litteraire herinneringen uit den
Nieuwe-Gids-tijd, Santpoort, 1932, p. 76-98. Van Deyssels
bespreking van Een Passie verscheen intussen toch in
De Nieuwe Gids, negende jrg., deel II, aflev. 4, mei 1894, p. 34-36,
voorzien van een redactionele noot: ‘Hoewel zij het geheel en al oneens
is met het oordeel door den heer L. van Deyssel uitgesproken in dit
artikel, waar zij binnen kort uitvoeriger op wil terugkomen, en de heer
Vosmeer de Spie als artiest acht van nul en geener waarde, plaatst de
Redaktie het met grooter vreugde om de langere tijd van afwezigheid van
den heer Van Deyssel te dezer plaatse.’ De bespreking van Vosmeer de Spie (pseudoniem van Maurits Wagenvoort) werd voor
de eerste maal herdrukt in de Tweede bundel Verzamelde
Opstellen, Amsterdam, 1897, p. 193-210.
-
voetnoot261
- Verwey had zich dus verzekerd van de
juridische hulp van Mr. N.A. Calisch, dezelfde die op 2 november 1893
aan Van der Goes moest schrijven: ‘Indertijd
leende ik u ƒ250,- voor de Nieuwe Gids. Gij beloofde mij dat daarvoor
behoorlijke rentegevende obligatien zouden worden verstrekt en tevens
een kosteloos abonnement. De eerste kreeg ik nooit - en zelfs mijn
abonnement moest ik altijd betalen’ (Supplement Gesch.
Nieuwe Gids, p. 102). J. Clausen was de drukker van De Nieuwe
Gids.
|