De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd23Rozengracht 57 Amsterdam, 20 Jan. '88
Amice, Met de vorige post zond ik je proef en kopij van je stuk over La Terre. Stuur het gauw weerom, dan kan het een beetje vooraan in het februarinummer geplaatst worden.Ga naar voetnoot54 Je Varium over den OoievaarGa naar voetnoot55 volgt. Dat laatste kleine gewrocht van je | |
[pagina 57]
| |
vlugge pen heeft ons een lachstuip doen krijgen die alleen door jou naar waarheid zou kunnen worden beschreven. Van je stuk over La Terre wou ik je graag zeggen dat ik me niet herinner ooit iets gelezen te hebben, waar ik het zoo frappant meê on-eens was, en dat ik toch zoó kranig vond en zoó graag zag gedrukt in den N.G. Ik vind het het duidelijkste en volledigste exposé van meeningen, dat je ooit geschreven hebt, - als zoodanig beter dan de Brochure-Netscher. Ook vind ik het heel bizonder ver van je, nu al zoo vast en volledig gezeid te hebben, wat naar jouw idee, het komische is en het tragische, en het melancholische en het belangrijkste algemeene in de Kunst. Het is iets heel moois ook, zoo in-eenen te kunnen uitschrijven, nu al, wat je den eénen, grootsten indruk uit je levens-ochtend noemt. Wat ik oók heel goed vind in je stuk, veel beter dan in je brochure, dat is de kompozitie, de bouw. Die is zeldzaam eenvoudig, zoo eenvoudig als de noodzakelijkheid zelve. Je begrijpt dat in de merkwaardige Redaktie-vergadering waar ik het genoegen had je stuk voor te lezen, wel eens angstige gezichten getrokken zijn bij sommige voor merkantiele belangen gevaarlijke schoonheden van je werk.Ga naar voetnoot56 Wij zullen evenwel wagen en liberaal zijn. Maar daartegenover had ik dan ook heel graag dat je Kloos en mij machtigde, waar dat dat kan, sommige zeer kleine wijzigingen aan te brengen. Je bezwaar daartegen zal zijn dat wij het stuk daardoor in zijn aesthetisch deel zullen schaden, en ik ben er, voor mezelf, van overtuigd, dat ik dat bezwaar wel niet zal kunnen tegenspreken door mijn doen. Maar dat neemt niet weg, of liever: dat maakt, dat ik erg in mijn schik zou zijn als je genoeg vertrouwen in ons stelde - zoo niet in mij, dan in Kloos, - om ons te laten begaan. Ik dank je wel voor je brief, waarop ik wel niet veel weet te antwoorden, dan dat hij een nieuwe genieting was bij het genot dat ik mezelf door het schrijven van mijn boekje bezorgd had, en dat ik ook aan jou was verschuldigd. Op je voorlaatsten brief zal ik graag hierna eens antwoorden, als ik wat meer tijd heb en je op 't voortzetten van de korrespondentie niet tegen hebt. Ik ontving van ochtend een zeer vriendelijken brief van je vader.Ga naar voetnoot57
tt Albert Verwey | |
[pagina 58]
| |
Blad 1 van Lodewijk van Deyssels bespreking van ‘Zolaas laatste
werk “La Terre”’
|
|