De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd13Rozengracht 57 Amst.m. 12 Octr. '87Ga naar voetnoot24
Amice, Ik dank je wel voor je brief. Maar je moet oppassen, als je iemand wilt uitleggen hoe zónder gevoel je bent, dat je dat niet in te véel brieven doet. Hij mocht eens gaan gelooven - en na iederen brief een beetje vaster - dat je wèl gevoel hadt. Dat je zelfs verboden omgang hield met aandoeningen, die aan den hartstocht nog géen broertje dóod hadden. Dat je - o horrible! - wel eens af en toe dácht! Geloof je heusch dat je niet werken kúnt? Zeg het eens hardop tegen je zelf, als je 't hart hebt: ik, Karel Thijm, kán niet. Geloof je dat je niet werken wilt? Kijk eerst eens na wat je kunt, en vraag dan eens: Wil jij niet, Karel? Kijk: ik wou dat ik verrekte van verlangen om weer eens iets te produceeren. Zie je 'm? Neem me niet kwalijk dat ik je hartstochtloozen kauwtoestand stoor met zoo'n hartstochtelijken volzin. Maar die zin is me geschreven door iemand die zeit - | |
[pagina 31]
| |
net als jij - dat hij geen gevoel heeft en niet werken kan. Wat zou jij hem terugschrijven? Zoo iets als: Wou je dat je verrekte van verlangen? - Maar verrek dan - van verlangen namelijk, zoo spoedig mogelijk? - Daar heb ik over gedacht, dat te doen. Maar 't klonk me wat onbeleefd. Waarom doe jij niet wat je wilt? Waarom doe jij niet wat je weet dat je kunt? Ik heb nooit een impotenten Karel Thijm gekend en ik geloof niet aan zoo'n onmogelijkheid. Voor mij, en voor niemand van ons heb jij de schijn verloren een superieur mensch te zijn, en die zul je niet kwijtraken, als je doet wat je zèlf wilt en kunt. Trouwen - neem me niet kwalijk dat ik 't zeg - is meer dan het koopen van een tandestoker. Die zin is gemaakt om over te schertsen, vind je niet? - Trouwen is het toelaten van een constanten invloed, en wel den invloed van een heel mensch, een heel nieuw levend, bewust organisme, op het jouwe. Het is het veranderen - éene veel, een andere weinig - maar van nagenoeg al de omstandigheden, waaronder en met de hulp waarvan je kunst ontstaat. Jij hebt om je heen je eigen omstandigheden ontgonnen en aangeleid - toch zeker niet zonder reden voor je toekomst! Tusschen die omstandigheden in moet je jouw werk nu laten worden. De vraag is nu maar - niet voor mij, maar voor je zelf - of je dat kúnt.
Je moet voor je zelf en je werk, dunkt me, even vol vriendelijke attenties zijn als je bij 't schrijven van je brief, voor mij geweest bent. En niet alleen voor mij: de blauwe oogen van Kloos zullen glimlachen onder zijn blonde harenGa naar voetnoot25 als ik hem enkele regels voorlees. En wat de dito onder dito van Croiset,Ga naar voetnoot26 SinclairGa naar voetnoot27 etc doen zouden weet ik niet. Ik ben er intusschen van overtuigd dat ik mijn beweeringen op jou kamer op de N.Z. Voorbw. niet zoo zuiver gestyleerd heb als jij 't in je brief wel wilt doen voorkomen. Al geloof ik nog aan de waarheid van wat ik toen zei. | |
[pagina 32]
| |
Hein [Hendrik Jan] Boeken
(1861-1933). Foto Willem Witsen
| |
[pagina 33]
| |
Pas op, want Boeken is bezig een poeet te wordenGa naar voetnoot28 en zou kunnen optreden als de paladijn van een door jou gedetesteerde driemanschap. Als je schrijven wilt - doe het dan aan
Albert Verwey |
|