| |
| |
| |
[Bijlagen]
Biografische aantekeningen
Alberdingk thijm, Catharina Louisa Maria, 1848-1908. Schrijfster, dochter van J.A. Alberdingk Thijm. Vertoefde van 1869-1876 als religieuze in verschillende kloosters. Ontwikkelde zich nadien tot een zeer produktieve schrijfster van ‘hof’ - en ‘sensatie’-romans. Wijdde in 1886 aan haar broer Karel de sleutelroman De Huistiran. Beheerde van 1895-1900 te Amsterdam een tehuis voor zwervende vrouwen. |
Alberdingk thijm, Jan Carolus, 1847-1926. Zoon van J.A. Alberdingk Thijm. Lid van de Jezuïetenorde. In 1879 tegen de wens van zijn vader, die hem liever als toekomstig opvolger in zijn boekhandel had gezien, tot priester gewijd. Schreef o.a. een Levensschets van Pater Joannes Roothaan (1885) en Broere's Dithyrambe op het Allerheiligste toegelicht (1892). |
Alberdingk thijm, Josephus Albertus, 1820-1889. Letterkundige. Aanvankelijk werkzaam in een zaak van verduurzaamde levensmiddelen, daarna directeur van uitgeversfirma C.L. van Langenhuysen, sinds 1876 hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij publiceerde gedichten en verhalen, beijverde zich sterk voor de emancipatie van de Rooms-Katholieken en was van 1855-1889 redacteur van de Dietsche Warande. |
Alberdingk thijm, Karel Joan Lodewijk, 1864-1952. Pseudoniem Lodewijk van Deyssel. Zoon van J.A. Alberdingk Thijm. Letterkundige. Redacteur van het Tweemaandelijksch Tijdschrift (1894-1902), De XXe Eeuw (1902-1909) en De Nieuwe Gids (1909-1941). Publiceerde de romans Een Liefde (1888) en De kleine Republiek (1889). Onder het ps. A.J. een studie over Multatuli (1891) en een biografie van zijn vader (1893). Bizonder belangwekkend zijn de aan Rembrandt gewijde beschouwingen (1906), de bundel Verbeeldingen (1908), Uit het leven van Frank Rozelaar (1911; volledig gepubliceerd in 1956) en Gedenkschriften (1924; volledig gepubliceerd in 1962). Zijn kritische beschouwingen werden tussen 1894-1912 in elf bundels verzameld. Later voegde hij hieraan nog toe Werk der laatste jaren (1923), Nieuwe kritieken (1929) en Aanteekeningen bij lectuur (1950). |
Biederlack, H.J., 1860-1951. Jurist. Werkte in de beginjaren van De Nieuwe Gids enkele malen aan dit tijdschrift mee, onder eigen naam en ook onder het ps. Lentulus. |
Bokkel, Jan Gerhard ten, 1857-1931. Rijksambtenaar met diverse functies, o.a. als ontvanger bij de belastingen. Vooraanstaand vrijdenker. Auteur o.m. van de Dageraadsbrochure Dominé, Pastoor of Rabbi (1889) waarvan 47.000 exemplaren verspreid zijn. Hij vertaalde ook L. Büchner's Kracht en Stof (1894) en Het Rationalisme in Europa (1894) van W.E. Hartpoole Lecky. |
Bouwmeester, Louis Frederik Johannes, 1842-1925. Grootste acteur van zijn tijd, muntte bovenal uit in Shakespeare-drama's en in het eigentijdse melodrama. Aan de Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’ heeft Ising Bouwmeester meegemaakt van 1879-1902. |
Bouwmeester, Theodora Antonia Louise Cornelia, 1850-1939. Zuster van Louis Bouwmeester. Belangrijkste actrice van haar tijd, tragédienne van formaat. Aan de Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’ heeft Ising haar meegemaakt van 1885 tot aan zijn overlijden in 1904. Theodora Bouwmeester is achtereenvolgens gehuwd geweest met de musicus Maurits Frenkel (1867), met de acteur Henri Brondgeest (1891) en met de musicus Gottfried Mann (1899). |
| |
| |
Croiset, Arnold Jean Louis, 1856-1913. Leraar geschiedenis. Vestigde zich 30 april 1880 te Amsterdam, Haarlemmerstraat 54, verhuisde in sept. 1880 naar Damrak 70 en in juni 1886 naar Kloveniersburgwal 60. Huwde op 12 okt. 1888 te 's-Gravenhage Maria van der Kop (geb. aldaar op 14 okt. 1856). Vestigde zich op 29 okt. 1888 te A'dam, Weesperzijde 45. Verhuisde in april 1892 met zijn gezin naar Hilversum, in jan. 1906 vandaar naar Utrecht en in april 1911 vandaar naar Aalsmeer, alwaar hij op 20 maart 1913 overleed. |
Czerwinski, Piet Paulus Johannes, 1862-1923. Rond 1883 intiem bevriend met Karel Alberdingk Thijm. Van 1888-1893 mededirecteur van de Stoom-Wasch-Inrichting ‘De Amstel’ te Nieuwer-Amstel. Vestigde zich in 1894 te Renkum en was daar langdurig directeur van de N.V. Geldersche Stoomwasserij. |
Deventer, Charles Marinus van, 1860-1931. Chemicus en letterkundige. Aan De Nieuwe Gids medewerker van het eerste uur. Groot bewonderaar van Plato en van de klassieke oudheid: Platonische Studien (1896) en Helleensche Studien (1897) Bezorgde in 1892 onder de titel Een Pic-Nic/In proza een bloemlezing uit het Tachtiger Proza. Besprekingen van de nieuwere Nederlandse Letterkunde bundelde hij in Hollandsche Belletrie van den dag (I, 1901 en II, 1904). In 1930 verschenen zijn verzamelde kinderversjes als Krabbeltjes van Oom Chap. |
Erens, Maria Joseph Franciscus Peter Hubertus, 1857-1935. Letterkundige. Ging in 1876 rechten studeren te Leiden, daarna te Bonn en vervolgens te Parijs. Wilde zijn studie voltooien te A'dam, waar hij zich najaar 1883 vestigde. Redacteur van De Nieuwe Gids van 1896-1897 en van 1909-1935. Publiceerde in 1893 schetsen en prozagedichten onder de titel Dansen en Rhythmen. Zeer erudiet en fijnzinnig kritikus. Het belangrijkst blijven zijn posthuum verschenen herinneringen aan Vervlogen Jaren (1938; uitgebreide herdruk in 1958). |
Goes, Frank van der, 1859-1939. Assuradeur, letterkundige en politicus, later ook leraar aan de Amsterdamse Toneelschool. Mede-oprichter van De Nieuwe Gids, waarin hij onder zijn eigen naam en onder ps. Ph. Hack van Outheusden publiceerde. In 1931 verschenen zijn Literaire Herinneringen uit den Nieuwe Gids-tijd. |
Ising, Arnold Leopold Hendrik, 1824-1898. Letterkundige, werkzaam als stenograaf bij de beide Kamers der Staten-Generaal. Schrijver van jeugdboeken en romans, ook van populariserende geschiedwerken. Medewerker aan tal van tijdschriften o.a. aan de Nederlandsche Spectator, die hij hielp oprichten en waarvan hij van 1860-1898 redacteur was. Jarenlang voorzitter van Oefening Kweekt Kennis. |
Mendes da costa, Maurits Benjamin, 1851-1938. Klassiek filoloog. Was reeds op zijn 16e jaar student en lid van het Amsterdamse Studentencorps. Kwam door tijdgebrek (hij gaf soms 50 uur in de week privélessen) na zijn candidaats in de oude letteren niet meer tot verdere examens en promotie, doch kreeg in 1898 op voorstel van Prof. S.A. Naber het doctoraat in de oude letteren Honoris Causa verleend. Sedert 1891 conservator aan de U.B. te Amsterdam. Was de eerste secretaris van de letterkundige vereniging Flanor. Belangrijk blijven zijn drie delen Tooneelherinneringen (1900, 1927, 1929). |
Otten, Willemijntje, 1862-1923. Sedert 1883 bevriend met Arnold Ising jr., welke vriendschap allengs het karakter heeft aangenomen van een vrije verbintenis voor het leven. Zij werd geboren te Maartensdijk uit een protestantse boerenfamilie. |
Roodhuyzen, Antonie, 1859-1933. Als student in de letteren te Amsterdam in 1881 lid geworden van de letterkundige vereniging Flanor. Later politiek hoofdredacteur van het Vaderland. |
| |
| |
Sorgen, Willem George Frederik Adriaan van, 1844-1898. Jurist en letterkundige. Van 1882-1898 lid van de Raad van Beheer der Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’. Schreef o.m. de romans Oom George (1879), Klaartje (1885), Porcelein (1890) en Mr. E. de Breul van Oosthuyzen (1895). |
Witsen, Willem Arnoldus, 1860-1923. Schilder en etser. Leerling van de academies van Amsterdam en Antwerpen. Was werkzaam o.m. in Londen, Ede, Amsterdam, Amerika. Was met alle Tachtigers bevriend, in 't bizonder met Willem Kloos, Arnold Ising jr. en Jan Hofker. |
|
|