De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd356Zondag Middag 20 November [1904]
Beste Karel. Wat jammer dat ik de laatste keer niet thuis was. Nu heb ik al 14 dagen in bed gelegen, met hartklopping hoofdpijn enz. Nu ben ik weer zoo ver beter dat ik op ben, en van de dokter in de lucht moet. Ik heb een andere dokter, van Vladere kan ik niet meer zien, hij heeft mijn lieve Nolletje | |
[pagina 335]
| |
vermoord, door hem zoo slordig te behandelen. En onze lieve Nol vertrouwde zoo op hem, mijn lieve Nol zei altijd als ik sprak van een andere dokter ‘ach lieve Mien hij is zoo knap en als hij het niet weet zal hij het wel zeggen’. Mijn lieve schat dacht dat zij alle zoo eerlijk waren als hij zelf was. Ach lieve vriend, ik voel mij toch zoo vreeselijk alleen, het woord alleen is er niets bij, ik kan het niet zeggen, hoe of ik mij voel. Ik zie hem aldoor met zijn lachend lief gezicht, zonder dat ik hem pakken of kussen kan. Dan zie ik hem weer met een bedrukt en vol zorg gezicht, op de rusbank zitten zonder dat ik hem kan troosten, dan ga ik op den rusbank zitten, zoo als ik dat altijd deed, als hij er zat, maar dan zie ik hem wel, maar ik kan hem niet in mijn armen drukken, kan mijn hoofje niet tegen het zijne aanvleien, ik hoor zijn lieve stem niet meer zoo'n stem als er maar een op de wereld was, die mij de liefste woortjes toe fluisterde, o kon ik ze nog eens hooren, maar alles blijft stil om mij heen, ik hoor enkel het tikken van de klok die mijn lieve Nol ook hoorde als hij aan je zat te schrijven, dan zat hij op dit zelfde plekje, maar met een vroolijk snoetje en een siegaartje in het hoofdje, en af en toe tegen mij roepen, dag wijfje, gaan wij koffie drinken? en kom mij een(s) een zoen geven, of hij zei kom je Nolletje eens pakken, of eerst tol betalen, als ik langs hem moest, en dat was hem een zoen geven, en nu hoor ik niets, als het eeuwig tikken van die klok, maar eens zal ik hem toch ook niet meer hooren, en dan zal ik rusten bij mijn lieveling, en jou beste vriend, onze vleesschen armen voeten monden neuzen oogen kunnen elkander niet drukken of toe lachen, al zijn wij in éen graf. De zinken kist van mijn lieven Nol, bewaard zijn heilig lichgaam alleen, mijn vlees kan het zijne niet raken, dat is wel jammer maar toch zal ik om en bij hem zijn misschien ook langer, als 20 jaar zoo als ik hier op aarde was. Maar o Karel als ik zijn reine ziel ontmoeten mag wat zal ik mij aan hem vastklampen zonder hem ooit meer los te laten.
Ik heb altijd een gevoel of hij op mij wacht en ik heb hem nooit laten wachten, en zou hij nu niet treurig zijn dat hij ook zonder mij is. Want hij kon niet buiten mij ach kon ik maar bij hem zijn. Best(e) vriend, ik heb zoo behoeften om mijn droevig hart lucht te geven en dat kan ik alleen aan jou doen, om dat ik weet dat je met mij meevoeld, en dat je Nolletje zijn beste vriend was, en dat hij het meeste van jou hield. hij zou het heel lief vinden, als je mijn brief voor lief zou willen nemen met al de fouten, die er in zijn, want onze lieve Nol kan het nu niet voor mij na zien, en ik weet het niet, en kan er nu heel niet over denken of het zoo of anders moet, dus wil je zoo lief zijn om je er niet over te ergeren, anders kan ik je nooit schrijven, en dat zou me zoo spijten.
Mausje wil nu met geweld Dinsdag om 11 uur alles laten halen voor de bibeloteek want zegt hij als ik dood ga of hij is alles verloren en dat zou zoo jammer zijn. de papieren die jij wou hebben heeft hij een touw om gedaan en bewaard hij ook. ik zou wel graag gehad hebben dat je het eerst nog eens zag. Dinsdag om 11 uur | |
[pagina 336]
| |
laat hij alles halen. Rieren en Cil BlasGa naar voetnoot518 ook hoe vin je dat. zou ik dat doen? Nu Beste vriend ik hoop dat je het kan lezen en ik hoop van harte dat je gezond ben, dat von(d) Nol ook zoo prettig. Heel veel liefs van je Mien |
|