321
Baarn, 16 September 1901.-
Waarde Vriend,
Mijn vacantie is niet zoo mooi voor mij voortgegaan als zij zich liet aanzien toen ik het groote genoegen had nu laatstelijk bij je op bezoek te zijn. - ‘Het’ is weêr gekomen en sedert het begin van deze maand ben ik weêr in meer sleepende dan huppelende levensgesteldheid.
Dit heeft mij: 1o telkens doen uitstellen eene uitnoodiging aan je te herhalen en te precizeeren; 2o doen verzuimen je een genegenheidsgroet te brengen bij je feest aan het Tooneel. Sta mij toe beide nu maar te doen. Wat de uitnoodiging aangaat, ware mij het aangenaamst zoo het je schikte op Zondag 22 September a.st., mijn verjaardag, hier te komen middagmalen. Mocht een andere dag je beter schikken, dan houd ik mij voor opgave daarvan aanbevolen.
Met de hartelijkste groeten, ook aan Mina,
je vriend
Karel Alb. Th.