De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd315Baarn, 1 November 1900.Ga naar voetnoot483
Beste Nol, Ik wilde bijgaand briefje aan Bauer zenden. Ik hecht daar echter niet aan, zoo dat als je beter vind van niet, ik het onverzonden laat. Heb de goedheid mij dat even te melden. Het is misschien toch beter dat ik wacht tot ik hem weder eens spreek. - Het heeft mij verleden Zondag getroffen, dat er een merkbaar verschil bestaat tusschen de wijze waarop jij mij al de laatste malen hebt afgehaald en ik jou dezen keer. Aangezien ik mij alleen niet gemakkelijk beweeg, hadden mijn vrouw en ik het voornemen je te samen van het station te halen. Dit werd door onverwachtsch bezoek verhinderd. Toen had ik het voornemen je alleen halverwege te gemoet te gaan. Maar in een buitenhuis gaan klokken en horloges dikwijls belachlijk veel voor en na, buitendien meende ik dat je met een lateren trein zoudt komen, zoo dat je reeds in huis was toen ik je nauwlijks aan het station waande. Dit ter verontschuldiging.
Met hartelijke groeten Karel.
Baarn, 1 November 1900
Waarde Bauer, Daar ik mij niet bewust ben je ooit een haar-breed in den weg te hebben gelegd, verzoek ik je het mij wel te willen mededeelen als je iets tegen mij hebt, op dat dit opgehelderd worde, en niet buiten mijn tegenwoordigheid booze dingen van mij te verhalen aan onzen wederzijdschen vriend Ising, die reeds ongeveer vijftien jaar lang mijn vriend was voor jij en hij het genoegen hadden elkaâr te leren kennen. | |
[pagina 309]
| |
De praatjes omtrent het Album-Thijs-MarisGa naar voetnoot484 zijn geheel onwaar. Ten eerste, is de bizonderheid, dat de eerste bewerking van Lion CachetGa naar voetnoot485 niet gebruikt is kunnen worden, niet míjne schuld, maar dien van den kopiist in dienst der firma Kleinmann,Ga naar voetnoot486 die mijn handschrift met groote onjuistheden had overgeschreven. Ten tweede, staat nergens in het opstel te lezen, dat de Londensche Kunstkooper er goed van leeft terwijl hij den schilder laat gebrek lijden. Voor zoo ver ik altijd heb geweten, is het geval heel anders, en nimmer is het in mij opgekomen zoo iets te insinuëeren. Ik verzoek je dus vriendelijk je mededeelingen over dit onderwerp te rectificeeren. Maar het komt mij voor dat al waren deze dingen waar, je ze toch niet in gramschap jegens mij zoudt bespreken, indien je niet reeds van te voren iets tegen mij had. En nu zoû je mij bepaald een dienst bewijzen als je me wildet zeggen wát dat is, daar dan iets, dat noodzakelijk een misverstand zijn moet, uit den weg kon worden geruimd. Wil mij intusschen, met besten groet, gelooven
t.t. K. Alberdingk Thijm. |
|