De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd285Baarn, 19 November 1898.
Waarde Vriend, Ik had mij vast voorgenomen mij het genoegen van je te bezoeken te veroorloven en wel eenige dagen na dat je 't laatst hier was; maar ik ben ongesteld geworden en ben 2½ week niet uitgeweest. Op 't oogenblik is een afzonderingstijd nog wel niet voor mij begonnen en, althands tot 1 December, denk ik toegankelijk te blijven. Maar ik wil mij liever niet meer verplaatsen, daar ik meen, dat mij dit veel meer er van af brengt dan een bezoek ten mijnent te ontvangen. Daarom zoû ik je willen zeer vriendelijk verzoeken nog eens hier te komen. Je begrijpt en weet, dat ik het overigens dol graâg zoû doen en dat het alleen om mijn werk is. Nu zijn wij echter, daarenboven, door een onaangenamen samenloop van omstandigheden, op 't oogenblik geheel zonder dienstbode, hetgeen met de kinderen en mijn vrouw, die - tòch - niet - heel - sterk - is, niet weinig gewichtig is. | |
[pagina 288]
| |
Ik kan je dus tot mijn grooten spijt niet voor Maandag of Dinsdag hier verzoeken; maar moet je verlof vragen je een dag in de met Zondag 27 November beginnende week voor te stellen, waaromtrent ik je dan tegen Zondag 27 Nov. nader hoop te schrijven.Ga naar voetnoot464 In de hoop dat je goedheid en je bekendheid met mijn eigenaardige gesteldheid een en ander zal billijken, eindig ik over dit onderwerp.
Het deed mij ontzachlijk veel genoegen, dat mijn boek-prezent zoo door je is ontvangen. Het werd in een zelfde gevoel aangeboden. Met hartelijkste groeten, ook aan Mina,
je trouwe vriend Karel Alberdingk Thijm. |
|