De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
284Amsterdam 17 Nov. 98
Beste Vriend, Wat ben ik blij met je vierden Bundel!Ga naar voetnoot463 Het is zoo heel lief-vriendschappelijk om telkens aan mij te willen denken, en ik heb er zoo'n zacht, teer gevoel van. Ditmaal heb ik de meeste stukken nog niet eens gelezen, en het spijt mij nu dat ik telkens vervelende dingen te doen heb en niet kan beginnen. Je bent nog niet bij mij gekomen, zoo als wij half hadden afgesproken. Voor U doet het mij genoegen, daar ik vermoed dat de vacancie om is, maar voor mij spijt het me. De eerste dagen der volgende week hoef ik 's avonds niet te spelen. Misschien kan je eens uitbreken en dan kunnen wij een prettigen achtermiddag en avond hebben. Gisteren avond kwam ik uit Den Haag terug van allerlei miserabele bezigheden. Op het derde perron stond in het duister een groote handwagen, laag bij den grond. Ik buitelde over den wagen heen en was een oogenblik het middenpunt van belangstellende toeschouwers. Ik heb mij overal een beetje bezeerd, maar gelukkig niet ernstig. Mijn brillekiek kreeg ik van een deelnemende juffrouw terug, en mijn kaartje had ik in mijn hand vastgehouden, natuurlijk onbewust. Regenschermpje doormidden gebroken. Zondag ben ik naar Venloo. Ik bedoel dus Maandag of Dinsdag. Vele hartelijke groeten voor Cateau en de kinderen.
Met een hand, Je Arnold I. |
|