De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd279Burtscheid-Aachen Rosenbad, 22 September '98.
Amice, Op reis, in den vreemde niet waar?, moet men zich behelpen. Verontschuldig dus dit zonderlinge postpapier. Hartelijk dank voor uw gelukwensch. Ik hoop dat wij nog vele jaren getuigen van de aangenaamheid van onze beide levens zullen zijn. - Ik was zeer blijde met uw brief, die met een ruikertje, waar- | |
[pagina 283]
| |
aan mijn vrouw had gedacht, de geschenken waren, die mij dezen ochtend kwamen verrassen. - Wij zijn een paar maal 's avonds naar 't café-chantant geweest, zoo dat ik nu weêr op de hoogte ben van de laatste Neuheiten op dat gebied: de chanteuses in met gloeilichtjes gegarneerde toiletten, de acrobaten in heerenwandel-costuum en niet meer in tricots, enz. Ik houd altijd het meest van de Amerikaansche clowns, die elkaâr afranselen. Die hebben nog iets Shakespeariaansch. - De tegenstrijdigheid in de waardeering van B. wordt, geloof ik, veroorzaakt door het gemis aan encyclopedisme of veelzijdigheid bij de ‘artiesten’. Zij hadden ook een hekel aan mij in der tijd om de ‘fatterigheid’. Zij zouden ook een hekel aan Casanova hebben gehad en gij moet lezen wat de dichter MundtGa naar voetnoot459 of Wundt, een vriend van Heine, over Casanova schrijft. Het feit is dat B. noch letterkundig noch schilderwerk heeft getoond, waardoor hij zich superieur toont. Nu is de vraag of hij in zijn gesprekken daarvan het aequivalent geeft. En dát is mijne meening. En eenmaal dát aangenomen zijnde, mag hij zijn: souteneur of wat ook, even zeer als niemant het een der allerpuurste artiesten, v.d. Valk,Ga naar voetnoot460 kwalijk nam toen hij zeide, dat hij voor de kost wel een publiek huis zoû gaan houden, mits hij zich maar aan de kunst kon blijven wijden. - Uw aanmerking omtrent het uit de rol vallen van B. door U den indruk te willen geven van veel voor de kost te doen, - à la bonne heure! dáar ben ik het geheel met U eens, dát is het soort aanmerkingen, dat hier past, maar niet een vulgaire minachting voor een beweerd of vermoed souteneurschap, zoo als waaraan de vroegere vrienden van B. zich schuldig maken. Intusschen acht ik B. meer hoog dan ik hem bemin, want ik ben tegenwoordig meer voor het sympathieke dan voor het superieure, of liever voor eene vermenging van de twee, waarin het sympathieke bovendrijft. - Het spijt mij, hooggeschatte vriend, dat wij uw bezoek moeten missen. Maar ik kan mij uw bezwaren wel begrijpen. Ik hoop dat wij elkaâr nog zeer zullen zien voor mijn werkseizoen weêr begint. (Ik ben nu weêr alles, alles kwijt en kan mij wederom ter nauwer nood voorstellen, dat het weêr terug zoû komen.) Met de hartelijkste groeten van ons beiden blijf ik uw vriend Nogmaals exkuus voor het dwaze papier.
Karel A. Th. |
|