De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd278Amsterdam 21 September 98Ga naar voetnoot455
Beste Vriend, Ontvang in den Vreemde vele gelukwenschen met je Geboortefeest, al komen ze niet van een vreemde. Het verheugt mij zeer, dat Gijlieden zoo laat in het seizoen zulk mooi weer treft. Ik heb er inderdaad iets meer dan oppervlakkig aan gedacht (doorgehaald: om) U een bezoekje te brengen, maar ik zag op tegen de andere badgasten aan de table-d'hôte en 's avonds. Ook zou ik graag groote wandelingen maken en Gij niet, terwijl ik er bovendien eenig bezwaar in zag, zoo kort na de vacancie, weer verlof te vragen. Ik heb zoo mijn dagelijksche bezigheden, die ik dan (doorgehaald: aan) door een ander moet laten verrichten. Enfin, ik wou maar zeggen, dat ik thuis ben gebleven. Verleden Zondag kwam ik in den trein naar Den Haag te zitten over den Heer Boersma, die zijn onberispelijken hoogen hoed voor mij afnam. Ik zei ‘bonjour!’ Wij lazen beiden het ochtendblad van Het Handelsblad. De Heer Boersma droeg verlakte bottines, met knoopjes, een fantasiebroek, donker met streepjes, een op zijn Engelsch gemaakte gekleede jas, van dikke stof, met een deuk in het midden en zijden lapellen, een donkerblauwe, opgedofte, das, zoodat men geen wit van het overhemd zag, met gouden speld, wijde manchetten, gesloten met gouden ketting-knoopjes, een gardenia in het knoopsgat. Zijn bagage was een evening-overjas, en een geel reistaschje. Zijn boord was heel hoog, even afwijkend met twee puntjes onder de kin. De Heer Boersma reisde eerste klasse. In Haarlem verliet een mijnheer met een kind onze coupé. Ik ging toen aan den anderen kant, achteruit zitten, en lette op het oogenblik, dat de Hr. B. even niet in een krant zou lezen. De Hr. B. had ook het ‘Geeltje’Ga naar voetnoot456 hij zich. Toen het oogenblik kwam, zei ik een beetje geaffecteerd, minzaam, uit de hoogte, omdat ik er eenigszins schunnig uitzag: ‘Is U weer geheel hersteld, mijnheer Boersma? Toen U het tooneel verliet, ging U, meen ik naar Davos? Heeft U er genezing gevonden? De Heer B. antwoordde bevestigend, iets te vriendelijk en zei toen het zinnetje, dat | |
[pagina 282]
| |
hij bedacht had: ‘Ik hoor wel over U spreken bij Alb. Thijm’. Hij had een briefkaart, ik óók - en hard ging i! Hij reisde voor zijn zaken door Rusland, ging er waarschijnlijk in het najaar weer heen, de Prins Kabberlehobsky, en Siberië - zooveel ijs en sneeuw zoo wit, eigenlijk niet mooi, de dorpen, hij zou nu heel Siberië doortrekken. ‘Maar, mijnheer Boersma, als het er niet mooi is, waarom gaat U dan juist weer naar Siberië?’ ‘Voor mijn zaken, ziet U’! Naar Den Haag omdat zijn zuster trouwde, het tooneel verliep te veel in métier, Witsen ging vooruit, zulke sterke dingen; Breitner niet, zijn laatste schilderijen waren niet mooi (Hiermee liep de Hr. B. in den val, want hij had ze niet gezien) De Eerewacht,Ga naar voetnoot457 zooveel logé's, zeven - geen tijd om t'huis te komen eten, vermoeiend, warme liefde voor het Oranjehuis en de Koningin, het tijdschrift voor versieringskunst, opgegeven door te vele administratieve daaraan verbonden bezigheden. Bij Leiden kwam de Hr. B. plotseling over mij zitten. ‘Tocht het U niet?’ ‘O, neen volstrekt niet, dank U!’ In het algemeen wou de Hr. B. mij eenigszins opdringen, dat hij zooveel deed voor de kost. Dit was jammer omdat zijn uiterlijk en kleeding er niet mee overeenstemden. Hij bleef niet in zijn rol. Ook vond ik hem veel te toeschietelijk; in Den Haag nam ik mijn hoed af en zei: ‘Dag mijnheer B.’ Hij stak mij toen een hand toe, die ik onder het uitstappen niet behoefde te zien. Het was curieus, mijn jarige Karel, dat ik den Heer B. ontmoette. Iederen dag hoor ik over hem spreken, U, het allerliefst; maar ook Bouwmeester, Arthur van Schendel, Breitner, Bauer, onze kapper enz. De appreciatie en de kroniek loopt allerwonderlijkst uiteen. Ik lees nu alle dagen met belangstelling de faits divers om te zien of hem soms iets overkomen is.
Met genoegen denk ik nog aan de magnifieke ontvangst op Villetta. Het was wel jammer van Cateau's Diner, het samenzijn en de sigaren dat de Noormannen ons kwamen storen. Het wordt dan dadelijk zoo heel iets anders. Toch kreeg ik even een vriendschapsgevoel voor Van Looy, toen zijn vrouw de kamer uit was. Zij maakt hem heelemaal in de war, door zijne beminnelijke eigenschappen te verdonkeremanen. Zij is een ‘poseuse’. Je ziet tegenwoordig de raarste combinaties! Heb je wel gelezen van François over Mallarmé in de laatste Groene?Ga naar voetnoot458 Veel plezier - en vooral vandaag. Hartelijke groeten, ook voor je vrouw.
Je Arnold P.C. Ising. |
|