De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd270Amsterdam 29 Juni 98.
Beste Karel, Ontvang veel dank voor je brief, al de vriendschap en de beminnelijke bedoelingen. Het doet mij veel genoegen, dat je iets van mij vernemen wilt. 1 Juni begon de vacancie. Ik ben toen tot den 19en Juni in den Schouwburg met een mannetje bezig geweest om de Bibliotheek in orde te brengen, van ongeveer tien tot vier uur. Alles schoongemaakt, bij elkaar gezocht wat bij elkaar hoorde, touwtjes er om, ligger gemaakt, op elk boek twee nummers - het volgnummer en de plaats in de kasten. Daarna liet ik lijsten drukken om daarop een Alphabetischen Catalogus uittetrekken. Twaalf stukken op een pagina, in vakken, door roode lijnen afgescheiden. Ik ben nu van de Hollandsche stukken aan letter S. Het is heel interessant! In afwachting van die lijsten ging ik een paar dagen naar mijn broer in Venloo. Hij en zijn Vrouw zeggen den heelen dag: ‘dank je en alsjeblieft’ tegen elkaar en ook tegen mij. Ik deed mijn best daaraan mee te helpen omdat het wel beleefd is. Mijn plan was uit Venloo twee dagen naar Valkenburg en Aken te gaan. Ik had er de voorpret van en voedzame gesprekken met broeder Jan, en toen werd Aken: Kempen, waar ik Hem en Zijne Gemalin een dejeuner aanbood. Zij begaven er zich heen op twee wielen, en ik nam een retourtje naar Grefath en kuierde op een witten, zonnigen weg naar Kempen. In een Donderbui, reden wij per omnibus - wij er in, en de twee wielen er boven op - naar het station om met den trein naar Venloo terug te keeren. Den volgenden dag ging ik naar Nijmegen, in mijn eentje, met een stoomtram naar Berg en Dal. Ik besteeg den Duivelsberg, dronk beneden koffie en wandelde toen als een vogel in de lucht naar Kleef, waar ze aan het station geen Hollandsch geld bliefden aan te nemen. Denzelfden avond kwam ik terug in Amsterdam. De lijfarts van mijn Vader heeft hem aangeraden weer in Neuenahr een kuur te gaan doen. Mijn moeder moet meê, zij zijn samen 156 jaar oud, en ik hoop de oudjes er te brengen, hoewel ik het heel weemoedig vind. Het meisje dat mijn moeder oppast, gaat natuurlijk ook mee. Het overlijden van Mr. Van Sorgen heeft mij zeer getroffen. Maandag avond 31 Januari sprak ik hem voor het laatst te Utrecht. Donderdag ochtend 3 Februari, kreeg ik het telegram: ‘Papa overleden’. Ik ging toen dadelijk naar Mevrouw, | |
[pagina 278]
| |
die mij vroeg voor de begrafenis. Deze plechtigheid had niets met Van Sorgen uittestaan. Hij was een Utrechtsche Baron geworden, en zijn Minnares: Het Tooneel woonde te Amsterdam en werd achterbaks gehouden. Een malle Dominee hield een aanspraak in het sterfhuis en op het Graf: ‘Hij, zoo hoogst begaafd... Het was zottepraat, en niemand anders mocht een woord zeggen. Ook mochten er geen bloemen worden gegeven om te voorkomen dat de Utrechtenaren zouden meesmuilen over actrices in Amsterdam. Ik zat in het laatste rijtuig, met mijn vrienden RitterGa naar voetnoot449 en Taco H. de Beer,Ga naar voetnoot450 met een lakei naast het portier. De goede man hield veel van mij. Het naarste vind ik dat hij het zoo verschrikkelijk zou hebben gevonden, als hij wist dat hij dood (doorgehaald: moest gaan) was, en daarom heb ik thuis gehuild. Van Mevrouw kreeg ik zijn gouden horloge met ketting en wij gingen op een keer, op haar verzoek, samen naar het graf. Maandag avond, toen ik je brief vond, had ik juist den middag en den avond weer eens bij haar doorgebracht. Zij is beter bij de pinken dan haar echtvriend en na zijn dood heeft zij mij vereerd met stapels brieven. Het leven is melancoliek. Ik heb graag wat werk omdat dit afleiding schenkt en men er vaak eenige voldoening in vindt. Ook kan je voor het geld dat men er mee verdient, eenige kleine pleziertjes hebben. Het is een heerlijk oogenblik, wanneer je kunt komen in een stemming, die je het gevoel van een Koning bezorgt, hoog boven de menschen uit, maar ik heb, behalve U, nooit iemand ontmoet, die daarvan iets kon begrijpen. Ja, Erens misschien. Het is een zalige verrukking, die aanvangt met een geëmotioneerd, tintelend gevoel, dat naar boven kronkelt. In geleerde kringen wordt beweerd dat Maussie ‘Professor’ zal worden in de plaats van Naber,Ga naar voetnoot451 die 16 September a.s. aftreedt. Hij zou daarom eerst benoemd zijn tot Doctor Honoris Causa. Zijn tegenstander zou Dr. Cuyper of Kuyper uit Haarlem wezen. Maussie wou het heel graag omdat zijn bestaan dan verzekerd mag heeten, hoewel zijn inkomen belangrijk zou dalen. Mina ziet er goed uit. Zij heeft nu en dan last van een dikke knie, wat door een drankje weer beter wordt. Zij zendt je hare vriendelijkste groeten, en wilde wel, dat je eens hier kon komen eten, ook omdat er nu zoovele jonge groenten zijn. De poesjes verkeeren in blakenden welstand. Wimpie vooral is zoo groot en dik, dat hij soms voor een hond wordt aangezien. Ik wensch je het allerbeste met je werk. Het vereischt, dunkt mij, veel energie om zoolang als kluizenaar te leven. In een ondergeschikt opzicht is het wel jammer van den tijd voor jezelf en vooral voor je vrienden, die veel van je houden en je natuurlijk missen. | |
[pagina 279]
| |
Veel liefs voor Cateau, Jozef, Anna en Jan van
Je vriend Arnold Ising Jr. |
|