De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd268Baarn 19 December 1897.
Beste Vriend, Dank voor je beide laatste brieven. Met leedwezen zie ik van je ongesteldheid. Wij zijn luidjes, die heel slecht tegen zulke dingen kunnen. Het is, indien ik het wèl begrijp, het zelfde wat je reeds min of meer zag aankomen toen wij den laatsten keer het genoegen hadden in je gezelschap te zijn. Ik meen uit je laatste schrijven te begrijpen, dat het naarste tijdperk nu voorbij is. Ik hoop van harte, dat je spoedig geheel beter zult zijn. Wij maken het goed, behalve onophoudelijk, min of meer serieuze, altijd ongerust makende, ongesteldheden der kinderen. Jozef heeft eerst de ‘pof’ gehad - duur 4 weken; toen een ‘commotie’ door een val op het achterhoofd, - duur 1 week. De dokter is de eenige persoon, die ik gezien heb, daar ik, druk aan den arbeid,Ga naar voetnoot447 het verkeer eenigen tijd heb meenen te moeten staken. Mijn laatste jaren zijn, zoo als je weet, vreeselijk geweest - voor iemant wiens geluk voor een groot deel in de artistieke produktie rezideert. Nu begint - ofschoon ik het naauwlijks schrijven durf, - een schijntje van een dageraad te gloren. Mijn eerste bezoek zal voor U zijn als ik mag. Vele malen gaan Uw appartementen aan mijn verbeelding voorbij. Om U de waarheid te zeggen, heb ik eerst geaarzeld om je deze mijne beeltenis te zenden, vreezend dat de eenigszins koele officieëlheid van haar voorkomen in mijn gedachte het intime waas mocht verstoren, waarin ik je woning altijd zie. - Vreeselijk van Witsen! Met hartelijken handdruk en oogengroet,
t.t. Karel. | |
[pagina 274]
| |
[pagina 275]
| |
|