250
Amsterdam 21 Januari 1897
Beste Vriend,
Op een mooien morgen, toen ik in Breda voor een waschtafel stond, bedacht ik dat ik misschien verkeerd deed met Chap te zeggen wat Gij mij, uit vriendschap voor mij, niet uit vijandelijkheid tegenover hem, gevraagd hebt. Ik deed dit om hem een knauw te geven, nu ik hem niet terstond en uit eigen beweging den omgang met mij had ontzegd. Mocht ik er je verdriet mee hebben gedaan, vergeef het mij dan, en schrijf mij eens hoe het je vrouw gaat. Chap is in al dien tijd ééns bij mij geweest.
Zaterdag kan ik je weer niet uitnoodigen. Diner met Mr. van Sorgen, ‘conferentie’ met hem, Stumpff, De Leur, die zeker tot elf uur zal duren.
Gisteren avond in Enschedé gespeeld. Het is er erg beroerd. Morgen voor de Koningin: Inkwartiering in Den Haag. Van avond weer Fédora hier. Dat comédiespelen is toch maar alles!
Vele hartelijke groeten voor Cateau en de kinderen, en een hand van
Je
Nol.