212
Baarn 25 November 1895.
Beste Nol, Ik had je, van míjn kant, reeds lang dit willen schrijven: ‘wij zijn over-een-gekomen dat ik nu eerst eens bij jou zoû komen en daar dan afspreken wanneer gij weer eens hier zoudt komen. Ik kom er echter maar niet toe weêr eens naar Amsterdam te gaan. Wilt gij dus niet hier komen ook zonder dat ik eerst bij U ben geweest, indien gij weet dat ik den eersten keer dat ik te Amsterdam kom zal pogen U te treffen?’ -
Nu brengt je brief de heuglijke tijding dat gij Dinsdag, Woensdag en Donderdag vrij zijt.
Zijt gij Zondag vrij en den heelen dag, - doe ons dan het groote genoegen dien heelen dag naar 't winterende Baarn te komen?
Zijt gij Zondag niet vrij, doe ons dan het pleizier Donderdag te komen middagmalen. Het is wat kort-dag, maar ik weet ook nú pas dat gij dien dag te bevragen zijt. Zoo já, kom dan liefst zoo vroeg mogelijk?