De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd183Baarn, 1 December 1894.
Beste Vriend, Hierbij heb ik het genoegen je, met mijn hartelijkste dankbetuigingen, den London-Baedeker terug te zenden. Ik hoop dat je hem niet versleten zult vinden. Hij heeft de meest uitnemende diensten bewezen en mij niet zelden een air van superioriteit boven mijn gezellen gegeven, door dat ik den weg wist en zij niet. Het is laf en flauw weêrtje van-daag, onnatuurlijk voor den tijd van 't jaar. | |
[pagina 224]
| |
Ik ben, mijn waarde, nog steeds niet geheel bekomen van mijn jongste ongesteldheid en heb het b.v. nog niet tot Baarn weêr gebracht. Ik heb in een week of vier niemant gezien. Ik wacht met U uit te noodigen eens hierheen te komen tot ik wat meer ben opgeknapt, daar de afstand wel wat groot is voor een ziekenbezoek van een paar uur. Het kost mij veel, want, zoo als gij weet, zie ik U het liefste, maar het is toch beter. Ik heb dezer dagenGa naar voetnoot372 eens in de verzameling brieven gelezen, die ik van U bezit. In de laatste tien jaar hebben wij tweemaal een misverstand gehad: eens in '86, toen ik mij afzonderde om de brochure-Netscher te schrijven en eens in '91 apropos van l'Intruse. Dit laatste was het comble van verwarring. Hoe het in mekaâr zat, is mij nog niet recht duidelijk. - Hoe gaat het je? Na je laatste Parijs, heb ik je nog niet gesproken. Hoe maakt het Mina? Doe haar mijn vriendelijkste groeten.
Geheel de uwe Karel Alberdingk Thijm. |
|