De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904

141

Amst. 12 Mei 93

Beste Alberdingk!

Ontvang mijn dank voor de Postkarten, die je mij wel aus Cöln, Coblenz, Rüdesheim, Wiesbaden en Frankfurt hebt willen toerichten. Ik ben erg blij dat je je zooveel beter voelt worden en opgewekter. ‘Gezondheid is een groote schat om vergenoegd te leven.’

Ook ben ik zeer in mijn schik met je werk over je vader. Misschien zou Hij het gewaad waarin het steekt³¹⁷ wat vreemd hebben gevonden. Mij komt het heel mooi voor en ook het portret van Veth,³¹⁸ hoewel zijn persoon mij zeer antipathiek is. Hoe lief van je om je wel te willen herinneren dat ik er je indertijd naar gevraagd heb!

Van morgen heb ik gehuild, na een paar dagen zeer zenuwachtig geweest te zijn, met een naar licht gevoel boven mij oogen, en den geheelen middag heb ik in je boek gelezen, alsof ik jou zelf hoorde vertellen, wat het grootste plezier in mijn leventje is geweest.

Je hebt mij veel over je vader gezegd en zoo ben ik hem gaan vereeren en liefhebben. Ik heb luid gelachen om den ouden heer Sterck, die door zijn hilariteit den abt Brouwers liet steken in zijn toast op de Paus en om Hofdijk met zijn oranjetooisels en zijn vaderlandslievend gedicht in den zak.³¹⁹

Hartelijk dank! Je hebt er mij enorm veel plezier mee gedaan.

Ik heb al den tijd om wandelingetjens door de stad te maken en in de lucht te kijken, want het gezelschap onzer Vereeniging maakt een reisje door het land met het Blijspel: Inkwartiering.³²⁰ Dan gaan ze naar Groningen, waar ik ook niet

317 Slaat op de door A.J. Der Kinderen ontworpen boekband en de titelbladversiering, door Bettina Polak, Het fin-de-sciècle in de Nederlandse schilderkunst, De symbolistische beweging 1890-1900, 's-Gravenhage 1955, 403, beschreven als volgt: ‘Boekband: Groen ornament op linnen; 22.5 × 14.5; s. achterzijde; A D K; Titelbladversiering: in boven- en beneden-omlijsting: letters van de titel; in midden staat maagd, in iedere hand schild houdend; boven en onder deze schilden: vier banderolles, met devies van Alberdingk Thijm: ‘Nil nisi per Christum’.

318 Jan Veth had reeds op 19 juni 1892 Thijm eigener beweging aangeboden het portret van J.A. Alberdingk Thijm te maken. Veth schreef toen o.m.: ‘Ik heb nog een sterke impressieherinnering van een fotografie-tje dat je me liet zien van Je Vader op zijn doodbed, en als Je het niet oneigenlijk vondt, zou het mij buitengemeen aantrekken daàrnaar een ets of lithografie zeer nauwgezet te mogen maken.’ Nadien bestudeerde Veth ook nog diverse andere portretten van J.A. Alberdingk Thijm.

319 A.J., J.A. Alberdingk Thijm, a.w. 176-177 en 228-229.

320 Van G. von Moser en F. von Schönthan.

[p. 196]

mee te maken heb. Het is eigenlijk minder aangenaam, Amice, dat ik zoo weinig voor het voetlicht kom. De werkjens die ik nu verricht herinneren mij sterk aan het beroep van souffleur, of tooneelmeester of zoo iets.

Willem Witsen is gehuwd met Betsy van Vloten en op reis naar Bretagne. Hij gaat wonen in Ede - dus die ben ik kwijt, wat mij leed doet.

Belangstellend kijk ik uit naar het fotografietje dat je mij wildet beloven.

Vele groeten voor je vrouw, en geloof mij steeds,

Geheel de Uwe

Arnold Ising Jr