De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
105Bergen-Op-Zoom, 16 Juni 1891
Amice, Ik kom U nogmaals, dit keer schriftelijk, mijn hartelijken dank brengen voor het mij door U gebrachte bezoek.Ga naar voetnoot247 Dat waren feesturen voor mij van de, tegenwoordig vooral, zeldzaamste qualiteit. Het is eene harmonie-aan-éen-stuk geweest zoo aangenaam mogelijk voor mijn in mijne levenswoestenij naar zulke verfrisschingen dorstend karakter. Ik hoop dat de malaise, die een weinig door míjn schuld óver U is gekomen, ten gevolge van het aan mij door U gebrachte offer van uw nachtrust, van zeer korten duur is geweest, en dat gij in het spoor een fiksch tukje hebt gepakt. Ik wil niet voor U verbergen, dat ik ook niet vrij ben gebleven van het gevoelen eener ongewone vermoeidheid gedurende een paar dagen.Ga naar voetnoot248 Maar ik heb dat gaarne over voor zulk een reeks gespreks-uren, ononderbroken, als van ouds... Nu gij zóo kort maar blijven kondt - want dát was de quaestie - hadden wij het bezwaarlijk anders kunnen inrichten, indien wij eenmaal een zeker resultaat wenschten. Komt gij een volgende reis van Vrijdag tot Zondag - hetgeen ik hoop, dat spoedig zal geschieden - zoo dat wij twee avonden hebben, dán zullen wij beter doen, - spreek ik niet in uw geest, kom er maar voor uit - vooraf een verstandig uur te bepalen en ons dáar aan stipt te houden, anders verliezen wij den tweeden avond, die nú tóch verloren was. Mijn vrouw is ziek, de geneesheer heeft koorts gekonstateerd. Ik druk U de hand en blijf
Uw dankbare vriend Karel Alberdingk Thijm |
|